woensdag 28 oktober 2020

BROERS

Mensen gedijen het best bij dingen die hetzelfde blijven 
en niet al te ingrijpende veranderingen.

Bij het binnenbenen roept Mijnheer Demijne* me bij mijn voornaam. Zijn ogen zijn vochtig, gezwollen en rood. Ontdaan en hoopvol tegelijk: 'Heb ik het goed gehoord? Is Sjimmie overleden? Ik heb hem al een paar dagen niet gezien.' Waterlanders die over zijn wangen willen rollen, veegt hij met zijn knuisten zijwaarts. Ik kan niet anders dan bevestigen dat zijn vriend, die voelde als een broer, is overleden. Het verdrietige is dat Mijnheer Demijne de dood van zijn beste vriend door dementie geregeld herbeleefd. Sjimmie is half september al overleden, voor hem is het telkens enkele dagen geleden en nieuw. Hij krijgt de gelegenheid om zijn verdriet en zorgen te uiten: 'Nu heb ik niemand meer, ik voel me eenzaam. Behalve mijn dochter, is er niemand verder waar ik die klik mee heb. Sowieso is iedereen die ik ken dood.' Zonder iets te zeggen, ben ik er voor hem. De woordenvloed stopt, hij herneemt zich met: 'We zijn allemaal mensen van een dag.' We praten samen over de eindigheid van het leven en delen mooie herinneringen. Na ongeveer een half uur strijkt hij vaderlijk en opgebeurd over mijn arm: 'Fijn dat we het er samen over konden hebben. Ik red het wel.'

In liefdevolle herinnering

Sjimmie was een opgewekte vrijgezellige man, een aaibaar gezelligheidsdier en een aimabele allemansvriend, daarom noemde iedereen hem bij de voornaam. De levensgenieter verbleef graag in goed gezelschap. Dagelijks trok hij op met zijn jeugdvriend en beste buurman in de mannenhoek. Liep een zorgmedewerkster langs hem of beide heren dan was het steevast: 'Kom erbij'. Zodra de buitentemperatuur het toeliet, zat Sjimmie op het terras. "Kom bij me zitten', zei hij tegen elke passerende dame. Wanneer je plaatsnam, was zijn vaste gimmick, ook als hij je kende: 'Hoe heet jij?' Lievelieke en hij hadden daarom een lachliedje: Eddy Wally's 'Hoe je heette dat ben ik vergeten.' Tijdens een praatje kwamen standaard 'ik mag je' en 'je bent een schatje' voorbij. De hartpatiënt was geen man meer om zich in te spannen: autoracen kijken is ook een sport! Sjimmie schoof vooral aan bij de bingo ( uit angst voor valse kien riep het watje nooit: 'Kien!'), raad- en woordspellen en muzikaal entertainment. De flemer was dol op selamat makan, Coca Cola en Coco (Chanel parfum deed hem aan zijn fijne jonge jaren denken), zingen en stoelswingen op songs uit de goeie ouwe tijd. Wegdromen deed hij bij zijn favoriet: spanish eyes. Maar vooral hield Sjimmie van aandacht en een goed gesprek: converseren met de heren en dollen met de dames. Sjimmie voelde zich echt thuis in het Zorghuis. Op alle tevredenheidsvragen stak de softie - 'Alles Paletti'- zijn duim omhoog als teken dat hij het geweldig naar zijn zin had. De laatste tijd was hij wat moe, en naar achteraf blijkt aan zijn laatste beetje toe. Jongen, we missen je allemaal.

PETATTE NELKE

Zelfs met mondkapje is er instant herkenning. Haar nog immer tierige ogen lichten op wanneer ik binnenkom. Ze wenkt en wil een knuffel. 'Vrolijk: 'Dan weet ik wat we gaan doen ...' Ze refereert aan de gym op muziek en in het bijzonder op ons Petatte-Nelke-dansje. Dat en een knuffel zitten er niet in (dat verdomde virus ook). Ik kom voor een andere afspraak, maar een kort praatje kan. Lievelieke zit gezellig naast mijn lievelingetje en toont het naamplaatje op haar uniform: 'Weet u hoe ik heet?' Mutti kan het van die afstand niet lezen. Lievelieke haalt het naamplaatje van haar werktenue en houdt het pal voor de mooie kijkers van mevrouw: 'Kunt u het zo wel lezen? Want: u mag me noemen hoe u wilt.' Mutti fluistert oergeestig haar alternatief in Lievelieke's oor. Drie keer raden wat dat is: 'Petatte Nelke!'

maandag 26 oktober 2020

BUUF

Op de kennismakingsavond (december 2015) kwam gelijktijdig een tweede toekomstige bewoonster op gesprek. De innemende plattelandsvrouw viel meteen bij Pappi in de smaak. Dit vanwege de rust die ze uitstraalde, het dialect en haar achternaam - dezelfde als de notaris waar mijn moeder als kindermeisje werkte. Pappi was meteen om en daarmee zijn intrede beklonken

Bewoners van het eerste uur. Buuf en haar echtgenoot en Pappi hadden eerste keus. Zo kwamen ze tegenover elkaar te wonen. Na het overlijden van haar man hield Buuf zich (uiterlijk) kranig. Pappi, galant als hij was, wierp zich op als begeleider van 'zijn' tafeldame van hun gedeelde gang naar de eetzaal en vice versa. Jaren later nam COVID-19 bezit van de wereld en Pappi ging in de volle overtuiging 'naar huis' - hij overleed van ouderdom op 2 mei. De hang naar de plek waar Buufs wiegje stond werd hierdoor misschien nog wel meer aangewakkerd: 'Mijn geboortegrond ligt veel te ver weg van mij. Hier heb ik niemand meer.' De stoere Pappi was voor menige bewoner een voorbeeld: ze trokken zich op aan zijn aanpassings- en doorzettingsvermogen. Al die jaren wandelde Buuf enkele malen per dag met wandelstok zelfstandig door de tuin ('Een mens moet blijven lopen') waar alles groeide en bloeide door Pappi's groene vingers. Tot Buuf onlangs voor ondersteuning vroeg, omdat ze zichzelf toch wel oud vond worden: ‘Ik word een beetje wankel op de benen’ en ‘Af en toe weet ik het niet meer en dat is niet fijn. Oud worden is niet erg, maar je oud voelen wel.’ Onverwacht was de ranke Buuf ineens aan haar laatste beetje toe en sloot ze voorgoed haar ogen.

Karakteristiek voor deze vriendelijke en bescheiden was de bedachtzame dubbende wijsvinger tegen haar mond of wang. ‘Doe maar gewoon, dan doe je gek genoeg’, zei ze in haar geliefde dialect. Ze verbleef graag op haar riante kamer vol herinneringen aan haar man en (klein)kinderen om zich creatief te uiten en te lezen over haar geboortestreek. Ze was ook een giebelmeisje. We giechelden als schoolmeisjes tijdens de ochtendlijke volleyballonkwartiertjes en de ‘privélessen’ (vanwege de moeite met links en rechts wisselen bij de Macarena) vóór aanvang van de gym. Met bijvoorbeeld gym, bingo, blikgooien (bloedfanatiek tijdens haar beurt vooraf met de arm rondzwaaien en op de bal ‘spugen’), vraag-en-antwoordspelletjes, de vroeger-vertel-activiteiten, knutselen met steengoed en de muziekmiddagen was ze steevast van de partij. Tijdens de Spa dag zat ook zij met beide voeten in een sodabadje: natuurlijk giechelde ze tijdens de voetmassage vanwege het gekietel onder de voetzolen. Ze wordt gemist.

zondag 11 oktober 2020

OVERSIZED

Mijn vrouwelijke kleding is meestal het eerste onderwerp van gesprek. De bewoners zien vooral uniformen, mijn uitdossing is voor de dames een uiting van de heersende mode*. De dames willen - ondanks dat ze in hun negende decennium zitten - meegaan met de tijd. Grietje: 'Wat heb je weer een elegante Gerry Weber-set aan.' Moi: 'De mode is tachtigerjaren-wijd, ik moet er weer aan wennen.' Zij: 'Het staat je goed.' Het oversizede tuniek doet mijnheer Demijne vragen of ik afgevallen ben. Hij lieflacht: 'Zo kunnen we je niet verkopen. Geen grammetje vet.' Moi: 'Wilt u me kwijt dan?' Hij: 'Nee! We willen je niet missen! We zien je al zo weinig.' Voordat hij me vast kan pakken, vertel ik hem dat ik hem ook zou willen knuffelen, maar dat anderhalvemeter afstand de norm is. Rot is dat. Mijnheer Demijne heeft er al wat op bedacht: 'Loop je dan mee naar mijn stoel? Ernaast is een plekje vrij, kom je gezellig bij me zitten.'

*De mode is de barometer van maatschappelijke ontwikkelingen. In hoogconjunctuur zijn de rokjes kort, tijdens jaren van recessie valt de hemline-index nog meer op: hoe slechter het gaat met de economie, hoe langer de rokken (en hoe wijder de kleding).

donderdag 8 oktober 2020

SPEEDDATEN

Speeddaten stond al langer op mijn verlanglijstje. Huisgenoten die door gehoorproblemen (doof), slechtziendheid en immobiliteit (duwrolstoel) zelfstandig geen contact kunnen maken een zetje geven. Twee mensen tegenover elkaar en moi als intermediair op veilige afstand om het gesproken woord over te brengen c.q. samen te vatten. 

Eerst willen de bewoners bewegen, ik ben immers 'de gymjuf'. Van 10.00 tot 12.10 uur (met een ingelaste koffiepauze) komen alle oefeningen aan bod. Bewoners kunnen naar eigen kunne meedoen. Wielie en Mijnheer Demijne doen op afstand fanatiek mee; voor hen is er als applaus een potje zitvoetbal. Bij de dames leert een kersverse bewoonster van bijna 100  in drie keer voordoen de (zitvariant) van de macarena. Tot slot doen we een test wie het langst de grote gymbal op de vooruitgestoken benen kan houden. Dit voor de competitief ingestelde gymnasten. Grietje houdt het 80 seconden vol en waant zich winnaar. Ze is hevig teleurgesteld als Lachebekje bij 100 seconden vraagt: 'Hoelang duurt dit nog?' Moi verwonderd en overdonderd: 'Uh, u mag stoppen wanneer u wilt.' Opgelucht ze laat de benen zakken en proest het uit. 

Met Mutti vouw ik samen de was. Bij de rode poetsdoeken speelt zij met wijsvingers op haar hoofd voor stier, ik wapper als een volleerde matador: 'Torero!' De servetten moeten gestreken. Moi: 'Dat doen we op de ouderwetse manier.' Mutti kirt van herkenning: 'De lakens, de lakens!' Precies, dat deden wij vroeger thuis ook: twee gezinsleden trekken zo hard als ze kunnen het bijna opgevouwen laken strak. Omdat die krachtinspanning zo leuk is, gooit ze de stapel 'oeps' om. Nog een keer!

Speeddaten behoeft enige uitleg bij de bewoners. Dat het geen verplichtingen schept en voor de duur van vijf minuten is (verlenging is mogelijk), haalt de bewoners over de drempel. Want: voor je het weet zit je met iemand opgescheept. We gaan het rijtje af. De speeddate komt prima van pas voor de drie nieuwelingen. Na een voorstelrondje (wat je niet onthouden kunt, maar waardoor je je wel opgenomen in de groep voelt) geeft de nieuwe zichzelf ongemerkt haar bijnaam. Dat komt doordat een andere bewoonster een gelijkende geboortenaam heeft, waarop de nieuwelinge zei: 'Ondanks dat ik de nieuwe ben, ben ik de Alde ... Gonda.' Zo grappig, dat belooft wat. Flipse, Mutti en Rocky (Mutti noemt haar Mime omdat zij in Rocky haar oude Buuf herkent) blijken dezelfde humor te hebben en liggen regelmatig dubbel. Flipse verwacht binnenkort weer te kunnen lopen en belooft een demo line dancing. Het wordt zo gezellig dat Mutti een Jagermeister bestelt. Na een (mmmmm dat heb ik gemist) olifantenpootje met cola voelt ze de alcohol al. Ons Door blijkt een goede match met JJ: beiden houden ze van Rome en klassieke muziek. Ze raken niet uitgepraat over pausen en gregoriaanse gezangen. Josje geeft geen gehoor vanwege het gehoorapparaat dat al jaren (met opzet) bij de audicien ligt te verstoffen. Ze vindt het wel heel gezellig als ik de hele dag blijf: 'Dan is er leven in de brouwerij'. De Witte Dame wil een speeddate met moi. Dat mag bij wijze van uitzondering. Bardotje heeft geen zin om te converseren met leeftijdsgenoten. Zij geeft mij wijze raad: 'Altijd vriendelijk zijn en toch ze eigen gang gaan is haar geheim om de honderd te naderen.' Haar lees ik gedichten voor van Toon. Als antwoord geeft ze haar liefste lach. Kroepoekje en ons Door waren eerst buurtjes. Ze hervinden elkaar in de wederzijdse verhalen: dat ons Door haar glijdende gebit altijd opving en terugplaatste vond Kroepoekje erg vermakelijk ... en ongeloofwaardig. Toch is het zo. Kroepoekje date later nog achter het venster met een getijgerde poes met witte kniekousen. De Frêle Freule heb ik tijdens het middageten ondersteund; ze eet als een beer. Zij speeddate zoals wel vaker met een imaginair persoon: ditmaal gelukkig met een lief meisje. Lachebekje laat vol trots (en nog eens, en nog eens) een kleurplaat van een kardinaalsvogel zien: 'Ik wist niet dat ik het in me had. Kijk eens hoe geweldig mooi ik dat getekend heb.' We prijzen haar de hemel in. Ze blijft met beide pantoffels op de grond. Mijnheer Demijne koppelt zich na een lange uitleg over ontmoetingen & spontaniteit aan Merie en later aan JJ. Buurman & Buurman (Wielie de portier) voegen zich aan de grote tafel en er ontstaat over en weer een geanimeerd groepsgesprek. 

Zomaar is het alweer na vijven, de bokworst gaat in de pan, voor mij is het tijd om op te breken. Mijnheer Demijne dribbelt me achterna. Bezorgd vraagt hij naar zijn pas overleden boezemvriend: 'Had hij een hartinfarct, want ineens was hij er niet meer. Ik maak me een beetje zorgen, want ik moest voorheen ook geregeld naar de cardioloog.' Ik strijk hem over zijn hart en verzeker hem: 'U heeft een goed hart.' Dat vindt hij lief. Ik word uitgezwaaid tot aan de poort.