vrijdag 22 mei 2020

GEBIT


Tijdens mijn dienst heb ik altijd (extra) handschoenen op zak voor de grootste horror: een gebitsprothese zonder mond eromheen. TT's rug hangt schever en schever in haar slaap. Haar mond zakt steeds verder open. Het ieniemieniemensje is zo relaxed dat haar ondergebit, kantje boord,  over haar onderlip glibbert. Roetsj gaat het gebitje naar beneden over haar bloesje en rok, om uiteindelijk tussen haar voeten op de grond te belanden. Eerst stel ik haar tanden veilig voordat ze erop stapt. Dan wek ik haar voorzichtig, zodat ze weer rechtop gaat zitten voordat ze rugpijn krijgt. Slaperig kijkt ze me door haar oogharen aan. Moi: 'Wilt u koffie?' Nog doezelig van het hazenslaapje wil ze 'koffie met een zoetje, alstublieft' zeggen. Dat komt er door het ontbreken van het ondergebit onverstaanbaar uit. Ze voelt aan haar kaak en in haar mond. Een daverende lach: 'Ik heb geen tanden. Zijn ze weer uit mijn mond gegleden?' Moi: 'Ja, ik heb ze al gered.' De tanden lijkt meer op een kindergebitje. Best schattig op een bepaalde manier. Ze wil het aanpakken, maar ik ga het eerst onder de kraan afspoelen. Als ik terugkom met het gebit in een servet, lacht ze nog steeds om het voorval. Wat zij er zo grappig aan vindt? TT met glinsterende oogjes: 'De tanden gingen van de glijbaan. Kinderpret.' Uiteraard heb ik de handschoenen die ik al droeg met het uitserveren van koffie, thee, limonade en koekjes vervangen door een schoon paar. Dat zeg ik niet tegen de eerstvolgende koffieklant. Ik wrijf overdreven in mijn handen (dat varkentje zullen we wel even wassen): 'Wat wilt u drinken?' Grote ogen vol ongeloof en afgrijzen bij ons Door. Moi grinnikend: 'Ik heb nieuwe schone handschoenen aan hoor.' Opluchting en een beetgenomen lachje: 'Ik dacht al.'