zaterdag 11 juli 2020

FIETSTOCHTEN

archiefverhaal foto volgt


En hoe verder hij ging, des te langer was zijn terugweg

 

 

Pappi is de realiteit uit het oog verloren. Pas twee maanden woont hij op zijn nieuwe adres: een zorghuis voor ouderen. De omgeving is vreemd voor hem. Stukje bij beetje verkent hij met stok of achter de rollator onder begeleiding de wijk. Mijn pappi is in de veronderstelling dat ik om de hoek woon. Ik laat hem in die waan. Het stelt hem gerust dat zijn dochter dichtbij is.

 

‘Van de week fiets ik naar je toe’, belooft hij. Pochend: ‘Dat stukje naar jou toe is peanuts vergeleken bij de 30 km die ik per dag kar.’ Pappi lijdt lichtelijk aan zelfoverschatting. Zijn tweewieler staat bij mij in de stalling te roesten. Het is heel tegenstrijdig, want naast dit soort opmerkingen blijft hij alsmaar vragen waar zijn Gazelle is.

 

Vanwege file in een defecte bovenleiding is het onverantwoord om pappi op de solotoer te laten gaan. Ik houd mijn hart vast: desoriëntatie, zich staande houden op de pedalen, manoeuvreren in druk verkeer, traag reactievermogen en een stram lijf. In zijn gedachten kan hij het allemaal, ik heb zo mijn bedenkingen. De beslissing om het rijwiel te verkopen, schuif ik voor me uit. Weer een stukje zelfstandigheid dat hem wordt afgenomen. Na 30 jaar schadevrij rijden moest hij ook zijn koekblik inleveren. Het gemis van de luxe om te gaan en te staan waar en wanneer je wilt, doet zeer.

 

‘Was het maar vast lente’, reikhalst pappi. Met dank aan een gure noordwestenwind, de ondermaatse temperaturen en nattigheid raakt de onvermijdelijke teleurstellende mededeling op de achtergrond. Als hij zoveel moet afschrijven, mag hij dan ook vergeten dat mijn moesje en hij na zijn pensionering kilometervreters waren?


Sedert twee jaar fietst pappi niet meer. Vlak daarvoor ruilt hij het herenmodel met stang nog in tegen een mamafiets met lage instap. Niet heel vaak, maar toch geregeld maakt hij een duikeling. Hij komt er steeds van af met slechts geschaafde knieën. Of hij raakt de weg kwijt: de veranderingen in het drukke wegennet houdt hij niet meer bij. Fijn dat er behulpzame voorbijgangers met zuivere motieven zijn die te hulp schieten.

 

Pappi meent dat zijn stalen ros bij mij op stal staat, maar in werkelijkheid is het rijwiel nu van eigenaar verwisseld. In zijn dagelijkse dromelarijen toert hij nog stad en land door. Wel zo veilig. Soms zegt hij tegen me: 'Mazzel dat je me thuis treft, ik ben net terug van een grensoverschrijdend tochtje’. Als ik hem aanmoedig om te vertellen waar hij is geweest, ratelt hij over samengeraapte (fantasie)plekken die hij vroeger met mijn moeder bezocht. Nu kijkt hij uit naar het voorjaar: 'Heerlijk als ik straks weer met de fiets naar jou toe kan. Dan hoef jij niet steeds naar mij te komen.' Ik zou een leugentje om bestwil kunnen gebruiken, maar ik buit de lente en de krokussen die hun gekleurde kopjes laten zien, uit als bruggetje om over te schakelen op een neutraal onderwerp.