vrijdag 14 februari 2020

KINDERSPEL


Pappi wacht op me in de huiskamer. Hij wrijft over zijn buikstreek wanneer ik hem begroet: 'Ik heb de zenuwen, omdat ik niet weet wat ik moet doen.' Ik stop mijn hand onder zijn trui, draai een cirkeltje met mijn vuist en gebruik een magische spreuk. Pappi krijgt een gesloten vuist te zien. 'Kijk, hier zitten de zenuwen in.' Hij lacht als ik ze in de lucht doe verdwijnen. Soms is het kinderspel om iemands stemming om te laten slaan. We drinken samen een mok thee. Wanneer de zon door de wolken breekt, pakken we ons in voor een rondje tuin. Daar is werk genoeg, maar het is 7 graden en waterkoud. Pappi kiest voor het aangeboden alternatief: naar 't Kelderke.

Pappi heeft moeite met het (op zachte toon) formuleren van zinnen. De stemoefeningen houdt hij gauw voor gezien. Wel neuriet en roffelt hij met zijn vingers mee op de vastelaovendleedjes op de achtergrond. Het pimpen van een van zijn vele hoedjes valt niet in goede aarde. Het hoedje verdwijnt in de kast, in plaats ervoor komen houten standaardjes met losse kralen op het tafeltje voor hem. Aan een pin rijg ik verschillende kleuren. Het is de bedoeling dat Pappi het kopieert. Hij rijgt de kleuren achterstevoren aan het stokje. De door hemzelf geconstateerde 'fout' ergert hem. Ik vond het wel een vondst. We doen het samen overnieuw en goed. Pappi schampert: 'Stom kinderspel.' Ik: 'Nu een vrije creatie.' Pappi rijgt, geïnspireerd door de carnaval, de Tegelse en Limburgse, Venlose en Blerickse kleuren. Voordat ik hem met  een opgeheven duim kan belonen, duwt hij het spel van zich af. 

Pappi is in een baldadige bui. Ik gooi de strandbal, de korfballen plus korf, en de grote voetbal in de strijd. We meppen, mikken ballen in het korfje en schuppen tegen de grote bal. Vooral dat ik telkens (expres) de bal doorlaat, veroorzaakt veel lol bij hem. Hij heeft zich herpakt: he's king. Op het einde van de middag is het moeilijk toegeven dat hij moe is. Pappi lost het in duidelijke taal op met: 'Ik denk dat we overlast veroorzaken, want ik hoor de bovenbuurman brullen. We staken ermee, zo dadelijk hebben we ruzie.' Hij verwacht dat ik alles opruim en geen weerwoord geef, want hij staat (moeizaam) op en sloft naar de lift.