De XL kerstballen (60, 70 en 90 cm
doorsnee) brengen en Pappi’s potten ophalen – de tuinman heeft de uitdijende
hosta’s in de grond geplant. Ik val rond half vier zomaar binnen. Doodse stilte
in de huiskamer. Iedereen slaapt, zelfs Mutti! Ik had helemaal niet meer
gedacht aan de cursus voor de verpleging. Zelfs met mondkapje en winterjas aan
herkennen de bewoners me. Merie: ‘Kom je ons entertainen?’ Ik maak kennis met
een nieuw heerschap. De visueel gehandicapte Felix zit gemütlich met
de pantoffelvoetjes over elkaar. Op gepaste afstand ga ik bij hem zitten. Alsof
ik op een knop heb gedrukt: ‘Ik ben modern, dus zeg ik: Horst aan de Maas. De
gemeente heeft beslist dat ik hier kwam wonen. De batterijen van mijn
voorleesboek zijn op. Ik lees vooral streekromans. Niet van hier helaas; de
keuze van de blindenbibliotheek is beperkt.
De mevrouw tegenover hem neemt het gesprek over: ‘Hij heeft gezien dat ik
gevallen ben. Twee keer zelfs. Mijn arm en hoofd jeuken.’ Ze buigt haar hoofd
voorover, stroopt de rechtermouw op. Ze demonstreert de blauwe en groene
plekken met krabben. Moi: ‘Dat ziet er mooi uit. Jeuk is een goed teken. Het
betekent dat de wonden aan het helen zijn. En mag ik u ook complimenteren met
de sterke botten.’ Zij: ‘Ik vind er niks aan zonder mijn man.’ Haar gedachten
dwalen af en er verschijnt een brede glimlach van oor tot oor. Ze draagt mooie
herinneringen in haar hart mee.
Thoor zijn aangepaste schoenen zijn verkeerd gemaakt. Hij: ‘De schoenmaker
heeft links en rechts verwisseld. Mijn kortere been moest via de schoen
verhoogd worden, in plaats daarvan is mijn normale been nog langer. Ik loop als
een ongelijke giraf.’ Ik verzeker hem dat het goed komt en kruis de huiskamer
door naar Lilian die al de hele tijd heel blij zit te zwaaien naar me. Ik
vermoed dat ze per abuis verward met haar dochter.
De Witte Dame heeft een coronadip. Niet
naar huis met de kerst. Zij: ‘Alleen al het afschuwelijke vooruitzicht om hier
de kerst te moeten doorbrengen.’ Moi: ‘Tja, het is even niet anders. Het zal
zeker moeilijk voor u zijn. Maar … weet u nog hoe gezellig het vorig jaar was.
We hebben zelfs nog samen gedanst. Zij: ‘Je kunt me nu niet opvrolijken.’ Mijn
telefoon gaat: de taxi staat voor de deur. Bij het naar buitengaan, roept Mutti
me na: ‘Zo lief dat je bent gekomen.’ Ik zwaai opgewekt gedag en wens iedereen
een fijne avond.