zaterdag 10 juni 2017

DRUKDRUKDRUK


Op mijn uitnodiging om de middag in onze tuin door te brengen, antwoordt Q.: 'Daar overval je me mee. Daar heb ik geen rekening mee gehouden.  Ik heb het veel te druk en lig al achter op mijn schema voor vandaag. En mijn werkjas is gescheurd, haal je een nieuwe voor me? Het hoeft niet vandaag.' Ik hoor pappi zweten. 'Het is toch veel te warm om je zo uit de naad te werken. De tuinkabouters laten het werk echt wel voor je liggen', probeer ik hem over te halen, 'en morgen is er weer een dag!' 'Morgen zijn er veel bezichtigingen (pappi doelt op het traditionele zondagse bewonersbezoek) en dan wil ik dat het er mooi bijligt,' is het verweer voor het afslaan van mijn invitatie, 'bovendien is zondag rustdag, dan heb ik verplicht vrij van mezelf.' Voordat ik mijn hulp kan aanbieden, wenst hij me prettig weekend en legt lachend de vinger op het luidsprekergaatje in de hoorn voor hij 'm neerlegt: 'Ik hoor je niet meer.' Als pappi in zijn element is, valt er niets tegen in te brengen.

dinsdag 6 juni 2017

UITHUIZIG



Q.'s weekendvriendin herstelt thuis na een operatie. Pappi verlaat zelden het Zorghuis omdat hij buiten zijn vertrouwde omgeving onrustig wordt - te veel prikkels. Zijn vriendin is zes weken rust voorgeschreven. Het is de tweede week en als ik Q. vraag of hij M. nog gebeld heeft, zegt hij: 'Wie?' Ik antwoord: 'M, je vriendin!' Pappi trekt zijn schouders en zijn wenkbrauwen op. Ik toon haar foto. 'Oh ja', zegt hij niet echt overtuigend. 'Het zou wel netjes zijn als je haar een bezoekje brengt', opper ik. Pappi verzint allerlei quatsch om niet zijn vertrouwde stekkie te hoeven verlaten: zij kan toch naar mij komen, ik heb geen auto meer, ik weet niet waar ze woont, misschien mag ze geen bezoek ontvangen, mijn taxipasje is gebroken ...  

'We gaan samen dan raak je niet in paniek, vind je dat wat?' 'Dat is goed', zegt pappi niet erg enthousiast. Zo gezegd, zo gedaan. Op tweede Pinksterdag spreek ik met pappi om half drie af. Allicht ben ik er al om half twee, omdat ik weet dat hij dan al popelend met de jas aan klaar zit. Onderweg in de file is er totaal geen herkenning van de omgeving waar hij tientallen jaren gependeld heeft, behalve het ziekenhuis. Hij vraagt telkens waar we naar toe gaan en wie die mevrouw die ik noem, is.

In de huiskamer met dichte overgordijnen tegen de felle zon laat pappi's hoofdwerk het na drie kwartier helemaal af weten. Vragen hoe het met de patiënte gaat, eigenlijk de hele conversatie laat hij aan mij over, ondanks dat ik hem er constant bij probeer te betrekken. Bij het tweede kopje koffie, met een stukje appelcitroenvlaai dat ik voor ons drieën had meegenomen, geeft Q. via een hoofdknik naar de buitendeur aan dat hij het welletjes vindt. Nog een plas, jas aan, stok niet vergeten, schuifelen naar het vervoermiddel, helpen bij het instappen, de gordel aansnoeren, pet af, een zuurtje tegen de droge mond, de huissleutels in zijn broekzak zoeken die altijd 'kwijt' zijn, en gassen.

operatie, een zieke bezoeken, taxi, een glimp opvangen van het hospitaal, een donkere wachtruimte. Geen wonder dat Q's brein dat relateert aan het ziekenhuis.

Op de terugreis vraag ik wat hij ervan vond. 'Tja, het is een hele onderneming en we weten nog niets', zegt pappi. 'Hoe bedoel je?' vraag ik. 'Nou, in het ziekenhuis moesten we wachten en hebben we even gekletst. Maar geen onderzoek, dokter of uitslag. Toch? Of heb jij die?' 'Gekkie, we zijn LANGS het ziekenhuis gereden toen we naar M. op bezoek gingen.' 'Wie is M.', vraagt pappi. 'We zijn toch bij je vriendin geweest', herinner ik hem. Q. trekt zijn schouders op: 'Ik weet alleen nog dat we in een lift zijn gestapt en we op een afdeling kwamen waar ze lekkere vlaai hadden.' Ik: 'Die hadden we zelf meegenomen.' Pappi perplex over zoveel zinloosheid: 'Dan hadden we dus die hele reis niet hoeven te maken. Bij mij op de kamer kunnen we ook vlaai met koffie krijgen.' Ik besluit het niet weer uitleggen en zeg: 'Goed plan Quirinus, dat doen we in het vervolg ook.' 

maandag 5 juni 2017

CONTANTEN



In de zonnige overloop naar pappi's kamer houdt de tengere mevrouw O. me staande. Ze oogt broos en kwetsbaar: 'Kan ik morgen een afspraak bij u krijgen?' Ik aandachtig: 'Bij mij? Waarover gaat het?' Zij, terwijl ze het wat-kost-datgebaar maakt door haar wijsvinger en haar duim tegen elkaar te strijken: 'Ik heb helemaal geen geld. Alles staat op de ABN.' Ik vriendelijk geruststellend: 'U hebt hier helemaal geen duimkruid nodig.' Ze kijkt alsof we een groot geheim delen en slaat verbluft haar hand voor haar mond: 'Is alles gratis hier? Hoe kan dat dan?' 'Dankzij vadertje Drees en misschien zit u wel goed in de slappe was.' Sceptisch fluisterend: 'Echt?' Haar gezicht is dat van een kersverse lottowinnaar. 'Ik heb dorst en zou graag een kopje koffie bestellen. 'Verzorgende G. waar ik haar naartoe heb geleid, neemt mevrouw van me over: 'Het klopt dat u heeft hier geen centen nodig hebt en dat alles voor u betaald is. Zeg maar wat u wilt hebben en u krijgt het.' Mevrouw O: 'Dan graag een kopje koffie MET een koekje!'

Pappi is binnen. Op tafel ligt een opgefrot stuk keukenpapier waarin 'bodemvondsten' gewikkeld zijn. In zijn handen houdt hij zijn portemonnee die hij gewoonlijk - achterdochtig voor diefstal - achter slot en grendel of in zijn achterzak bewaart. Hij wijst konkelfoezend naar de 'gouden tanden' en het glazen oog: 'Dat hebben verhuizers laten vallen toen ze afgedankt meubilair naar de containerbak brachten. Ze waren al weg toen ik ze vond, anders had ik ze al teruggegeven. Wat denk je: zou het kapitalen waard zijn?' Ik moet Q. teleurstellen: het zijn waardeloze koperen schapdragertjes die klaarblijkelijk uit de gesloopte kasten zijn gevallen. Pappi wil er onmiddellijk van af en stopt me de 'kostbaarheden' toe: 'Hier, neem jij ze maar mee.' Ik ga er niet verder op in en stop het spul in de prullenbak op de badkamer als hij wegkijkt. 
'Ik heb nog iets', glundert hij. Hij toont me zijn geopende donkerrode kalfsleren herenportefeuille: '75 euro cash! Het zijn nog steeds dezelfde briefjes van toen ik hier kwam wonen. Hij legt de drie van twintig, een van tien en een van vijf hardop tellend op de salontafel. 'Vraag me niet hoe het kan, maar ik hoef hier nooit af te rekenen!'