Verstrooidheid, lucide momenten, humor en tristesse wisselen elkaar af in series en projecten over een onberekenbaar en sluipend proces. Dementie: om (soms) grijze haren van te krijgen. Sinds 2024 verhalen de nieuwe blogs ook over nostalgie, herinneringen en de ouderdom. Contact met auteur Cela den Biesen via: www.kluifje.com
dinsdag 29 december 2020
PAVOZORG WARM AANBEVOLEN
woensdag 9 december 2020
BINNENVALLEN
De XL kerstballen (60, 70 en 90 cm
doorsnee) brengen en Pappi’s potten ophalen – de tuinman heeft de uitdijende
hosta’s in de grond geplant. Ik val rond half vier zomaar binnen. Doodse stilte
in de huiskamer. Iedereen slaapt, zelfs Mutti! Ik had helemaal niet meer
gedacht aan de cursus voor de verpleging. Zelfs met mondkapje en winterjas aan
herkennen de bewoners me. Merie: ‘Kom je ons entertainen?’ Ik maak kennis met
een nieuw heerschap. De visueel gehandicapte Felix zit gemütlich met
de pantoffelvoetjes over elkaar. Op gepaste afstand ga ik bij hem zitten. Alsof
ik op een knop heb gedrukt: ‘Ik ben modern, dus zeg ik: Horst aan de Maas. De
gemeente heeft beslist dat ik hier kwam wonen. De batterijen van mijn
voorleesboek zijn op. Ik lees vooral streekromans. Niet van hier helaas; de
keuze van de blindenbibliotheek is beperkt.
De mevrouw tegenover hem neemt het gesprek over: ‘Hij heeft gezien dat ik
gevallen ben. Twee keer zelfs. Mijn arm en hoofd jeuken.’ Ze buigt haar hoofd
voorover, stroopt de rechtermouw op. Ze demonstreert de blauwe en groene
plekken met krabben. Moi: ‘Dat ziet er mooi uit. Jeuk is een goed teken. Het
betekent dat de wonden aan het helen zijn. En mag ik u ook complimenteren met
de sterke botten.’ Zij: ‘Ik vind er niks aan zonder mijn man.’ Haar gedachten
dwalen af en er verschijnt een brede glimlach van oor tot oor. Ze draagt mooie
herinneringen in haar hart mee.
Thoor zijn aangepaste schoenen zijn verkeerd gemaakt. Hij: ‘De schoenmaker
heeft links en rechts verwisseld. Mijn kortere been moest via de schoen
verhoogd worden, in plaats daarvan is mijn normale been nog langer. Ik loop als
een ongelijke giraf.’ Ik verzeker hem dat het goed komt en kruis de huiskamer
door naar Lilian die al de hele tijd heel blij zit te zwaaien naar me. Ik
vermoed dat ze per abuis verward met haar dochter.
De Witte Dame heeft een coronadip. Niet
naar huis met de kerst. Zij: ‘Alleen al het afschuwelijke vooruitzicht om hier
de kerst te moeten doorbrengen.’ Moi: ‘Tja, het is even niet anders. Het zal
zeker moeilijk voor u zijn. Maar … weet u nog hoe gezellig het vorig jaar was.
We hebben zelfs nog samen gedanst. Zij: ‘Je kunt me nu niet opvrolijken.’ Mijn
telefoon gaat: de taxi staat voor de deur. Bij het naar buitengaan, roept Mutti
me na: ‘Zo lief dat je bent gekomen.’ Ik zwaai opgewekt gedag en wens iedereen
een fijne avond.
MARINIER
Pappi liet weinig los over de verschrikkingen in Indië: oorlog kent op alle fronten verliezers. Mooie dingen deelde hij mondjesmaat. Dit vertelde hij mij in 2009:
Omwille van broederdienst meldde ik me in 1948 bij de Marine om mijn militaire dienstplicht te vervullen. Als jonge knaap die van ‘toeten noch blazen’ wist, werd ik verscheept naar het Verre Oosten. Vanaf de eerste stap op Javaanse bodem bekommerde ik me om het koddige aapje en de in ons kamp aanwezige diensthonden. Gladakkers* genaamd: Satoe, Doea en Tiga – dat resp. ‘een’, ‘twee’ en ‘drie’ in het Maleis betekent. De dieren zorgden op de kleine kazerne voor welkom vertier en hielpen bij onze missies. De trouwe inheemse honden gingen mee op nachtelijke verkenning. Tiga liep altijd voorop en blafte als hij onraad rook of bleef stokstijf staan. Hij wist feilloos wanneer hij doodstil moest zijn. Dat hoefde niet per se voor een vijandige hinderlaag te zijn, maar het kon ook een gevaarlijke slang betreffen waarvoor hij ons wilde waarschuwen.
Overdag verbleef het drietal meestal op onze post. Daar waren verschillende redenen voor. Als we vanwege de allesverzengende klamme hitte ’s middags wat luierden, gooiden we overgebleven voedsel naar de honden in ruil voor een kunstje. Of we reden met de honden in de jeep rondjes op de binnenplaats; wat ze machtig vonden. Gingen we echter met onze legertrucks naar de stad, dan wilden ze absoluut niet mee. Ze wisten dat ze daar gevaar liepen bij de straatventers die hete saté verkochten. Hadden wij trek in een sateetje dan vroegen we daarom altijd tida makan antjing. Wat zoiets wil zeggen als: ‘lekker vlees, maar niet van de hond’.
Keerden we terug van een meerdaagse patrouille en hadden de honden ons niet vergezeld, dan wist Tiga me feilloos uit de aangekomen groep soldaten te vinden. Bij elk weerzien was hij zo blij. ’s Nachts sliep de hond steevast naast me op mijn brits. Ik hoefde zelden doedoek sini - ‘kom hier’ - te roepen. Bij onze terugkeer naar Holland viel het mij erg zwaar om mijn beste maatje tabee te zeggen, maar ik kreeg geen toestemming om Tiga mee te nemen. Ik deed nog een tevergeefse poging om hem aan boord te smokkelen. Ik troostte me met de gedachte dat een volgende aflossing van de wacht goed voor de dieren zou zorgen; tenslotte hadden wij ‘onze verkenners’ ook overgenomen van onze voorgangers.
*Gladakker
is een Indische Kamponghond. Een schrandere taaie hond door harde selectie met een driehoekig hoofd met staande oren en een mager droog gespierd lichaam.