Pappi heeft een koutje opgelopen -
influenza sluiten we uit vanwege de griepprik. Zijn borstkast schuurt en piept.
De gemeten bloeddruk is prima. De nachtzuster smeert voor het slapengaan Dampo op
de luchtpijp, de keel en op de rug ter hoogte van zijn longen. Het kleverige smeersel
wordt ouderwets afgedekt met het ‘familie-erfstuk’:
een flanellen doek met margrietendessin die tijdens luchtweginfecties verademing
brengt. Bij het welterusten geef ik hem een luchtkusje: je weet maar nooit.
De ochtend erop is zielenpietje ietwat opgeknapt. Het ontbijt wordt uitgeserveerd op zijn kamer; verwennen moet als je ziek bent. Geen koorts en toch communiceert hij matig. Niemand wordt wijs uit zijn warrig gebrabbel. Als een professionele tolk vertaal ik perfect de onzin die hij uitkraamt. W.’s mond hangt open: ‘Zeg je nou zomaar wat of hoor je echt wat hij frazelt?’ Net als de moeder van een baby of een hondenvrouwtje dat kan lezen en schrijven met haar hond, versta ik elk woord. Pappi bevestigt het met knijpende ogen.