De zes weken die Q. thuis moest overbruggen voordat hij in het Zorghuis
terecht kon, waren een regelrechte ramp. Opgeknapt terug van een observatie- en
behandelopname van zes weken in het VvGI ging het na een kleine twee weken al
mis. Oude rituelen zoals zijn naam met balpen of marker in fluor geel, roze én
groen op bierviltjes en binnendeuren kalken, staken de kop weer op. Het komt
voort uit angst om zijn identiteit te verliezen. Het schrift biedt hem houvast.
Geregeld gebruikt hij ook het ‘pseudoniem’ Pietje Puk. Geen idee waarom de
postbode die pas in 1958 in boekvorm verscheen zo’n indruk op hem heeft gemaakt
dat hij zich ermee vereenzelvigd. Of de link moet zijn dat pappi een blauwe
maandag ook post heeft rondgebracht.
De olijfgroene voordeur mishandelt Q. in een verbolgen vlaag bij het naar
binnengaan met zijn rollator. W. schildert het paneel de volgende
ochtend keurig in de juiste RAL kleur over. Zolang de verf nat is, moet de deur
open blijven. Als W. vertrekt, zet hij er een kartonnen bordje voor: PAS
GEVERFD. Deur pas na 6 uur sluiten als verf niet meer plakt. Q. die geen notie
van tijd heeft, kan zich niet bedwingen. Hij klopt de het aftandse flanellen
laken dat onder de deur de vloerbedekking tegen geklieder beschermde, na een
half uurtje uit. De doek blijft aan de deur kleven. Q. houdt zich van de domme
en belt W. op: ‘Ik heb weleens strakker schilderwerk gezien.’
Na de aanstaande verhuizing moet het appartement leeg en schoon worden
opgeleverd. De deur krijgt een nieuw laagje als Q. naar de dagopvang is - de buurvrouw houdt zolang een oogje
in het zeil. Voor de zekerheid verwijder ik (te) lang bewaarde verfspuitbusjes
van uiteenlopende klusjes uit de bergruimte. Je weet maar nooit of er een
graffitikunstenaar in pappi huist.