De frêle nieuwkomster
waant zich slechts op bezoek. ‘Ik ben tijdelijk hier in Florida bij mijn
dochter. Ik vlieg binnenkort weer naar Nederland’, bazelt ze overtuigend. Ik
tuur door het vensterglas naar een Hollandse lucht waar hagel en ijzel de
strijd aanbinden met natte sneeuwvlokjes: wie raakt het eerst de grond. Het winterweer
maakt op haar geen indruk. Wel gestommel op de overloop later dat zich laat
aanhoren als inbrekers. Ze aarzelt geen moment en slaat stoer met een vuist het
ruitje van de brandmelder in. Wiehoe wiehoe.
De bhv'ers trekken een sprint naar het alarmtableau. De inwoners verroeren geen vin, wel houden ze hun handen tegen de oren gedrukt - behalve mijn hardhorige pappi. Wat een kabaal. ‘Wat is er aan de hand, ik sliep net’, knort de nieuweling, een recente weduwnaar. ‘Er is iemand ontsnapt’, flap ik eruit. In de zaal ontspint zich een spannend gezelschapsspel, een detective á la Agatha Christie. Want: wie is de grote afwezige? Het geluid verstomt.
Mieamiemevrouw in zuurstokroze joggingpak (maatje xs) betreedt de volle zaal met de handen voor haar gezicht geslagen: ‘Ik schaam me zo. Ik ben de boosdoener en weet zelf niet eens meer waarom.’ Ze schuift met broze schouders aan bij de rolstoelster. Terwijl de zuster een knalblauwe pleister op haar bloedende pols plakt, legt zij liefdevol haar hand op haar fragiele onderarm: ‘U hoeft zich nergens voor te schamen. U bent juist een heldin.’ Betraande ogen kijken hoopvol op. ‘Ja, een heldin! Dankzij u was er een brandoefening en weten we zeker dat het alarm werkt.’
De bhv'ers trekken een sprint naar het alarmtableau. De inwoners verroeren geen vin, wel houden ze hun handen tegen de oren gedrukt - behalve mijn hardhorige pappi. Wat een kabaal. ‘Wat is er aan de hand, ik sliep net’, knort de nieuweling, een recente weduwnaar. ‘Er is iemand ontsnapt’, flap ik eruit. In de zaal ontspint zich een spannend gezelschapsspel, een detective á la Agatha Christie. Want: wie is de grote afwezige? Het geluid verstomt.
Mieamiemevrouw in zuurstokroze joggingpak (maatje xs) betreedt de volle zaal met de handen voor haar gezicht geslagen: ‘Ik schaam me zo. Ik ben de boosdoener en weet zelf niet eens meer waarom.’ Ze schuift met broze schouders aan bij de rolstoelster. Terwijl de zuster een knalblauwe pleister op haar bloedende pols plakt, legt zij liefdevol haar hand op haar fragiele onderarm: ‘U hoeft zich nergens voor te schamen. U bent juist een heldin.’ Betraande ogen kijken hoopvol op. ‘Ja, een heldin! Dankzij u was er een brandoefening en weten we zeker dat het alarm werkt.’