woensdag 18 mei 2016

HUISMEREL



Het zomert in de lente. In het Q-park hupt een ‘tamme’ eekhoorn behendig door de gele kornoelje. Hond Pop, slechts geïnteresseerd in gevleugelden ontdekt pas later (als er een eekhoorn in onze bamboe zwiept) dat er uitheemse eekhoorns met vleermuisvleugels bestaan.

We nemen plaats op het verder lege terras voor pappi’s ramen. In het Zaanse vogelhuisje ernaast woont een koolmezenfamilie waarvan beide ouders een evenredig aandeel hebben in het aanvoeren van wormen en insecten. Van het nest boven de loden regenpijp tuimelt een overrompelde jonge merel zonder staart omlaag. Hij landt ongelukkig op de vensterbank van de huisapotheek. Verward blijft hij zitten waar hij zit (en verroert zich niet) totdat hij, aangespoord door de kwetterende moeder, met een wanhoopsdaad de grond bereikt.

 

De huismerel die beslist door de vorige bewoonsters, de nonnen van de Goddelijke Voorzienigheid, gevoerd werd, zoekt koekkruimels op de grijze vierkante tegels. De nieuwe bewoners ontfermen zich over alle hongerige wilde beestjes. Wij zien er onschuldig uit en merel waagt het om als een hond te bedelen, inclusief koolzwarte kraaloogjes, een olijk schuin gehouden koppie en een opgeheven pootje. Pappi breekt het hoekje van een froufrou wafeltje af en gooit het op het tafelkleedje. Merel pikt het op en vliegt ermee naar de dakgoot van het rokershol voor medewerkers. Dat smaakt naar meer. Merel maakt een landing op de zitting van de stoel, merel hipt op naar de rugleuning, merel eet uit Q’s hand. Een grinnikende pappi kijkt naar mij alsof hij de merel persoonlijk gedresseerd heeft. Pop de Hond is zo onder de indruk dat ze vergeet dat ze als vogelvangster op aarde is.