Eenzaamheid kan
in je huizen. Mismoed neemt beslag van pappi als het weer omslaat: ‘Ik ken hier niemand en maak
met niemand contact.’ Volgens de verzorging die wegloopt met mijn charmante
vader, is dat onjuist. Onderling vertonen enkele bejaarde mannen van het
kippenhok - waaronder Q. - haantjesgedrag. Voor de dames schuift pappi hoffelijk de
stoel achteruit om plaats te nemen aan de gedekte dis. De verzorgsters waar hij continu
mee grapt, noemt hij stuk voor stuk gemeend ‘schat’ - sommigen zijn echt gedesillusioneerd
als ze erachter komen dat hij elke dame zo aanspreekt. Door de gang wandelend
zie ik hem joviaal wuiven naar onbekend bezoek als was hij iemand van faam.
Hij heeft twee lievelingetjes,
hoor ik. Toen de bezoekende man van mevrouw Giebel met een knuffelkus afscheid
nam, kon pappi (die al jaren een opgewekte drukbezette weekendvriendin heeft) zijn jaloezie nauwelijks verbergen. Een verpleegster verhaalt: ‘Ze
kunnen samen zo romantisch aan het raamtafeltje
zitten dat ik het kaarslicht erbij zie branden.
De opgewekte weduwe uit het torentje praat in zangregels. We zitten op het terras. Ik zie haar flirterig aan pappi
vragen om zijn handen om de aansteker te vouwen, zodat ze een sigaretje kan
opsteken. ’We benne op de wereld voor
elkaar, voor elkaar’ zegt ze en duwt vertrouwelijk haar schouder tegen zijn
bovenarm. Als ik de bestelling opneem, klinkt het: ‘Een glaasje madeira my dear; doe maar koffie.’ Q. schuddebuikt.