De uit huis geplaatste Katie bewoont tegenwoordig een studio in een gesloten afdeling. Ze wil naar huis. Onrust loopt ze door de gangen, voelt aan deurknoppen waar de klinken van verwijderd zijn. Weer in haar studio dwing ik haar tot zitten, simpelweg door mijn been zo te zetten dat neerploffen in de fauteuil een logische zet lijkt. In voorzichtige bewoordingen leg ik de situatie zo uit dat het voor haar acceptabel zou moeten zijn. Ieder mens heeft hoop nodig, al is het een sprankje.
Katie's naar-huis-drang geeft zich niet zo gemakkelijk gewonnen. 'Ik wil en ik ga naar huis', dwingt ze stellig. In plaats van met haar mee te gaan, antwoord ik voor de vorm de kast afstoffend: 'Prima, ik ben hier nog even bezig.' Katie had verwacht dat ik tegen haar in zou gaan en is even overbluft. Even later voelt ze weer aan deurknoppen. Bozig zuchtend is ze op oorlogspad, maar er is niemand in haar directe nabijheid om zich op af te reageren. De driftige voetstappen maken plaats voor een slepend geluid van zolen op linoleum. Ik houd de stofdoek bij de hand.
Terug in de deuropening van haar studio weet ze dat ze van zichzelf verloren heeft. Om voor haar gevoel gezichtsverlies te voorkomen, stof ik met de rug naar haar toe het televisiescherm af. De mislukte 'uitbraakpoging' wordt niet door mij belicht en de beladenheid is verdwenen. Katie mompelt: 'Knevel'. Hoe komt ze daar nou ineens bij? Moi: 'Knevel? U bedoelt Andries Knevel. Mister EO?' Zij: 'Ik denk het.' Ik schat de tijd waarin zij zich bevindt rond 1990 tot vlak voor het millennium. Moi, ondanks dat ik weet dat de gepensioneerde presentator niet meer op tv verschijnt, in de tegenwoordige tijd: 'Kijkt u altijd naar het Elfde uur?' Katie weifelend: 'Ik geloof van wel.' Ik zap tot zij zegt: 'Volgens mij kijk ik dat altijd met mijn man. Laat maar. Lief van je, maar laat maar.' Helpt zij mij nou uit de brand?
Een Saar snapt wat nodig is!