Het is een va et vient van bezoekers in de grote hal van het zorgcentrum. Harriët, een van mijn Saarlievelingetjes die ik altijd blij kan maken met een bloemetje, bevindt zich zo vlak bij de voordeur dat bezoekers zowat tegen haar opbotsen. Wanneer de goedhartige Harriët niet in de war is, bezigt ze op komische wijze termen als potsierlijk, ringeloren en navrant. Nu is ze van de kook, van de kaart en van de wereld, daarom is ze omringd door twee vriendelijke verzorgsters die haar verteld hebben dat ik in aantocht ben. Ik hoor haar zuchten: 'Hier lopen allemaal mensen, maar niemand ziet mij staan.' Ik ga recht voor haar staan en groet met een 'hai' en een uitbundig gezicht zoals ze dat graag heeft. Harriët bekijkt me van top tot teen. Met een misprijzende lach en de klemtoon op jij vraagt ze: 'Ben jij mijn bezoek? Ik grinnik: 'Nou da's geen complimenteuze binnenkomer.' Ze blijft me aankijken. In haar ogen zie ik onvermogen. Ik steek mijn hand uit. Ze pakt 'm vast. Moi: 'Ik wacht ...?' Harriët, droger dan een kurk: 'Fabuleus.' Ons maakt ze vrolijk. Haar toestand typeert ze als een kat die met een knot wol in de weer is geweest. Soms heb je van die dagen dat niets helpt. Freek de Jonge vulde de Nederlandse taal ooit aan met het idioom: als niets helpt, doe niets. Ik ben aanwezig voor als ze me nodig heeft.
Een Saar snapt wat nodig is!