In plaats van botweg benadrukken dat zijn thuis niet meer
bestaat, schat ik Patron goed in en laat ik de beproefde afleidingsmanoeuvre
(van de tuinman) geanimeerd op hem los. De tuinman (pappi), Patron en ik
beuzelen in het midden van de eetzaal aan tafel. Patron voelt zich op zijn
gemak en durft onbeantwoorde vragen te stellen:
Moet ik hier nu
blijven?
Ja, u heeft geboekt. Dus da’s zonde van de centen wanneer u
meteen opstapt.
Daar heeft u gelijk
in.
U heeft een reservering voor kamer 5.
Hoe weet u dat?
Ik ben de receptioniste. [Patron weifelt] Kijk maar naar de
sleutel in uw hand.
Nummer vijf. Klopt!
Goed, dan blijk ik slapen. En dan?
Dan wordt u tussen 9.00 en 11.00 uur verwacht in de restauratiezaal
voor het ontbijt.
Ja, maar ontbijten is
niets apart, dat kan ik aan de andere kant ook!
Hij zwaait zijn hoofd naar de straatkant richting ‘thuis’.
Hier wordt er voor u gedekt en kunt u kiezen uit een ruime
keuze. Die luxe heeft u thuis niet.
Hij lacht sluw. Da’s
waar. En dan?
Dan zien we wel weer verder. Hier vieren we vakantie en
leven we bij de dag.
Dat hele stuk naar
huis kan ik niet lopen. [Patron toont zijn wandelstok] Halsstarrig blijft
hij herhalen: Hoe kom ik hier morgen weg.
U heeft onthouden dat u telkens door een poule van vrienden
en familie wordt opgehaald?
Nou u het zegt!
Dus dan komt dat morgen vast in orde. Om het oneindige
vragenspervuur te doorbreken, stuur ik Patron vriendelijk naar zijn kamer: Wilt u even de
kamer inspecteren soms? Want, klachten kunnen slechts tot 20.00 uur worden
doorgegeven.
Kamer 5, dat is hier
beneden?
Ja, eerste deur rechts, meneer.
Ik lach in mijn vuistje. Patron wandelt er met zijn stok naartoe en werpt een korte blik achter deur
nummer 5. Dik tevreden steekt hij met een lachend gezicht zijn duim op.