Een
weduwe: ‘Ik had net als mijn kinderen willen reizen, iets van de wereld willen
zien, studeren en een baan buitenshuis. Maar dat was in mijn tijd niet
weggelegd, al helemaal niet voor vrouwen. Het was verliefd verloofd, getrouwd
en zo spoedig mogelijk het eerste handenbindertje baren, anders stond meneer
pastoor op de stoep (waar je toen nog ontzag voor had).
Nadat
mijn man was gestorven, had ik best wel sjans. Maar ik wil geen nieuwe man
meer; je hebt er vooral werk mee. Mannen van mijn generatie willen een kokkin/huishoudster/verpleegster
en geen echtgenoot. Pantoffels, de krant en een bolknak bij de rookstoel waren
vaste prik als mijn man van zijn werk thuis kwam. Misschien is het eigen
schuld, dikke bult en heb ik de lieverd gewoon schromelijk verwend.
In het Zorghuis ben ik ontheven van elke zorgplicht. Misschien raar om het zo uit te drukken, maar ik voel me bevrijd. Ik leid nu een luizenleven en geniet, ondanks wat lichamelijke ongemakjes, van elke minuut.'