In het Zorghuis geldt bij een hartstilstand de regel: reanimeren tenzij anders aangegeven. Voor mensen die meer verleden dan toekomst hebben, is het zeker stof tot nadenken. Ik moest de definitieve keuze nog steeds aankaarten bij pappi. We zitten wel op een lijn, maar ik moet het uit zijn mond horen. We bespreken de meest intieme details, maar als je de dood voor je uit probeert te schuiven, zijn er leukere onderwerpen dan de man met de zeis die eerdaags op je deur bonst. Als Q. vrolijk is, wil ik er niet over beginnen, en als hij zich neerslachtig voelt, wil ik hem niet van streek maken.
Wanneer hij zelf aangeeft dat hij niet wil eindigen als
iemand die slechts vegeteert of niet meer weet wie hij is, vat ik de koe bij de
horens. Q. pakt mijn arm beet, kijkt me indringend aan en zegt heel beslist: ‘Jij
moet bij mij de stekker eruit trekken als mijn tijd daar is.’ ‘Nu heb je het
over euthanasie. Dat is een loodzware verantwoording. Dat kan, en mag ik wettelijk
gezien niet eens pipa’, antwoord ik. We nemen het reanimatieformulier door. ‘Mijn
enige bezwaar is dat ik door mijn handtekening te zetten ook mijn doodvonnis
teken, in de trant van dat ik opgeef. En ondanks dat het leven me nou niet meer
zo vaak toelacht, hang ik er toch aan', zegt hij. ‘Je moet je nergens toe
gedwongen of overbodig voelen. Ik wil je nog helemaal niet hoeven te
missen.' Het formulier steek ik in het brievenstandaard. Ik beƫindig het onderwerp met 'Zo, en nu ga ik koffie halen' Q. grapt: 'Met cake erbij!'
Bij een volgend bezoek ligt het blanco A4'tje uitgevouwen
op de salontafel. Na de gebruikelijke kus-en-knuffelbegroeting zegt hij: ‘Laat ik het maar gewoon doen. Het vooruitzicht om een zeverend en kwijlend kasplantje te worden is
alles behalve aanlokkelijk. Uit eigen beweging pakt hij een balpen, onderschrijft
de verklaring en drukt het stuk papier in mijn handen. De slappe paraaf lijkt in de
verre verte geenszins meer op de krachtige handtekening die hij ooit pleegde te zetten. 'Nog een dringend verzoek: Doe jij het voor me bewaren, dan
voel ik me een stuk geruster.’