oké of niet oké
Ik las een artikel over pesten en ouderen. De auteur vond dat vreemd, als oudere zou je toch verstandiger en wijzer moeten zijn. Maar in een zorg- of verpleeginstelling, of bij kleinschalig wonen dat voorbehouden is aan maximaal 26 personen, zit je dicht op elkaars huid.
De oude garde (bewoners van het eerste uur, nu een jaar geleden) vindt onomwonden dat ze een streepje voor heeft op nakomertjes: 'In de tijd dat we nog met twaalf waren, was het veel gezelliger.' Ik hoor ze fezikken over dagjesmensen (dagbehandeling) die ze met de kin aanwijzen: 'De aandacht voor DIE gaat van onze tijd af.' Er zijn 'gereserveerde' plaatsen en oh wee de snoodaard die het in zijn demente hoofd haalt om daar te gaan zitten, of naast iemand plaats neemt die dat niet wenst. Over nieuwkomers moet men het naadje van de kous weten. Geroddel over lastpakken. Net als in de echte wereld worden bewoners die zich gemakkelijk aanpassen, eerder en beter in de groep opgenomen. Mensen in de reservetijd kunnen net zo hard en gemeen zijn als kinderen tegen niet-vriendjes. Irritatie van iets schijnbaar onbeduidends kan uitgroeien tot iets heftigs: van binnensmonds gemopper tot gevloek en getier. Bij sommigen gooit Alzheimer de remmen compleet los. Als een vriendelijke interventie niet helpt, speelt de verzorgende geregeld met opgeheven vingertje voor schooljuf.
Sinds twee weken is meneer S. een tijdelijke gast; zijn vrouw revalideert na een operatie elders. De gepette man, type Dik Trom, is vrij aardig van het padje. Hij heeft grote aanpassingsproblemen. De vaste club ontwijkt hem of zwijgt, omdat ze op zijn permanent vragen om hem naar huis te brengen (ik hoor hier niet te zijn) geen raad weten. Nu hangt hij er een beetje bij. Van mijn zorgzame pappi verwacht ik invoelend vermogen. Maar pappi moet niets van 'm hebben. Hij vindt hem een kwal: 'Hij zit overal aan en zet niet eens zijn pet af tijdens het eten. Gelukkig blijft hij niet.'