Door de gang sjokt een gezin alsof ze naar de slachtbank worden afgevoerd: dementerende vader in de arm van de schoondochter, zoon met opa's kleinkinderen. Vader neemt vandaag zijn intrek in het zorghuis. De naasten treuzelen, net als vader. Ouders hebben zorgplicht voor hun kinderen, omgekeerd is dit niet. Fijn als je het uit genegenheid helpt, want het moet niet als een verplichting voelen. Ondanks dat blijft het een moeilijke stap om je ouder onder vreemde vleugels te herbergen. Toegeven dat je het niet alleen kan, voelt als falen. Maar dat is het absoluut niet: naast je eigen vlees en bloed heeft een alleenstaande ouder ook behoefte aan bijvoorbeeld een objectieve gesprekspartner, een vertrouweling, een externe verzorger, familie, leeftijdgenoten, een vriend, een buur, en/of een verpleger/bezigheidstherapeut et cetera. Zo vergroot je zijn of haar gekrompen wereldje. Bovendien schrijdt de ziekte onverminderd voort en niet iedereen kan daar evengoed mee omgaan.
Een jaar geleden liepen pappi en ik, optimistisch gestemd en vol verwachting, toch met lood in de schoenen het zorghuis binnen. Ik zou deze mensen willen bemoedigen met dat het gros van de bewoners opbloeit door de structuur, de aandacht, het erbij horen, en de hartelijkheid van de verzorging. Schuldgevoel is hier niet op zijn plaats, en acclimatiseren heeft voor beide partijen gewoon tijd nodig. Ik ga me nergens tegenaan bemoeien, de familie ondervindt het zonder hulp zelf ook wel.