Ze is er niet bij binnenkomst. De dorpse D. die alleen de hond op haar schoot vertrouwt, blijft elke 'indringer' wantrouwend bekijken tot het tegendeel is bewezen. Alzheimer heeft aan haar fundament geknaagd. Ze kan zomaar aan- en uitvallen. Maar ALS je haar weet te raken, veranderen de bozige ogen in een guitige lach en heeft ze plotsklaps iets ondeugends.
Van de dagelijkse buurtbezoekster hoor ik dat ze op bed ligt en niet beneden wil komen. 'Je kunt geen pijl op haar trekken, ze is soms zo grof in de mond', roddelt ze een beetje. 'Ze zei dat ze gevlost had. Wat moeten we daar van denken? Het is geen dialect, anders had ik het wel geweten, ik woon mijn hele leven al in T.', doet ze het af als aanstelleritis. Ik ga er niet op in (de betekenis is voor mij net zo buitenissig), groet en sla rechtsaf richting Q.'s kamer.
Thuis neem ik direct de Dikke van Dalen ter hand. Een woord dat ik nog niet ken. Dat moet opgezocht worden. ´Vlossen´ betekent baggeren, en ´vlos´ staat voor zacht en week. Mevrouw D. gebruikte dat ongebruikelijke synoniem om aan te geven dat ze aan de schijterij, de racekak was. Mooi verbloemd van haar.