Q. fietst sedert twee jaar niet meer. In het jaar daarvoor ruilde hij het herenmodel met stang in voor een fiets met lage instap. Niet heel vaak, maar toch geregeld viel hij van zijn gazelle - hij kwam er steeds van af met slechts geschaafde knieën. Of hij was de weg kwijt: de veranderingen in het wegennet en de drukte in het verkeer hield hij niet meer bij. Fijn dat er behulpzame voorbijgangers met zuivere motieven waren die te hulp schoten. Eigenlijk was fietsen niet meer verantwoord, maar de auto had hij ook al ingeleverd na 30 jaar schadevrij gereden te hebben. Het gemis van de luxe om te gaan en te staan waar en wanneer je wilt, deed hem zeer.
Q. is van mening dat zijn stalen ros bij ons op stal staat, maar in werkelijkheid is het rijwiel (in overleg met zijn verzorgers) allang van eigenaar verwisseld. In zijn dagelijkse dromelarijen toert hij echter tientallen kilometers. Wel zo veilig. Soms zegt hij tegen me: 'Mazzel dat je me thuis treft, ik ben net terug van een tochtje van 20 km'. Als ik hem aanmoedig om te vertellen waar hij is geweest, ratelt hij over samengeraapte (fantasie)plekken die hij vroeger met mijn moeder bezocht. Nu kijkt hij uit naar het voorjaar: 'Heerlijk als ik straks weer met de fiets naar jou toe kan. Dan hoef jij niet steeds naar mij te komen.' Ik zou een leugentje om bestwil kunnen gebruiken, maar ik buit de naderende lente en de krokussen die hun gekleurde kopjes laten zien, uit als bruggetje om over te schakelen op een neutraal onderwerp.