zondag 19 maart 2017

EUCALYPTA


De seniele mevrouw van wie de achternaam rijmt op sacherijn, heeft de bokkenpruik op. Terwijl ze haar huisgenoten in de eetzaal demonstratief de rug toekeert en het aandikt door het uitgelodderde gehaakte vest defensief om haar lijzige lichaam te klemmen, knotert ze aan een stuk. Niet omdat ze lastig wil zijn, maar omdat ze de grip op het leven kwijt is. Zelfs de meest basale en banale dingen vergeet ze. De zusters hebben er hun handen vol aan; maar daar zijn ze voor. Een constante aanvoer van geheugensteuntjes is nodig om mevrouw te laten functioneren. Alle bewoners hebben een specifieke zorgvraag, die van haar is, zelfs terwijl ze met datgene bezig is wat ze behoort te doen (bijvoorbeeld eten): 'Wat moet ik nou?' Confronterend.

Ik trof haar eens alleen op een laat tijdstip, nadat ik Q. had bezocht. 'Wat moet ik nou?' zei ze, 'mijn man en zoon zijn er nog niet.' Ik ben niet geƫquipeerd om dit soort vragen te tackelen. 'Zal ik de televisie aanzetten, dat doodt de tijd', bied ik aan, terwijl ik prakkiseer of het verstandig was om het woord 'dood' in de mond te nemen. Ze blijft 'Wat moet ik nou?' herhalen. Ik bied haar een stoel aan, klop op de zitting: 'Kom, dan wachten we samen.' Dat lijkt haar wel wat. Na vijf minuten haalt de zuster die mevrouws bedje intussen gespreid heeft, haar op. Op haar vraag 'Wat moet ik nou?' antwoordt zij ferm: 'Slapen!' Daarmee is de kous af.

Haar reusachtige zoon hoeft slechts zijn hand op haar onderarm te leggen om haar te sussen. Een van de weinige verplegers heeft op de bejaarde die mijn moeder vanwege de tandeloze mond en de vooruitstekende kin de bijnaam Eucalypta zou hebben toebediend, dezelfde uitwerking. Als hij zijn beide brede armen spreidt voor een gemeende omhelzing en haar naam liederlijk uitspreekt als ware zij Julia en hij Romeo, is ze als was in zijn handen. Ze moet in de tijd van analoge fotografie en filmprojectors een schoonheid zijn geweest.