Volgens bioloog/schrijver Midas Dekkers schuilt in de huidige mens nog immer de holbewoner. We vinden het oergezellig om gedurende winterse jaargetijden op een kluitje bij getemperd licht halsreikend uit te kijken naar een sprankje voorjaar. De hele koudeperiode staarden de bewoners vanachter de kale lege geraniumbakken verlangend naar buiten: als we alvast eens op een uit-de-wind-plekje in de zon konden zitten.
Je hebt er maandenlang naar uitgekeken en daar is-ie eindelijk: de zon. De zomer die begon zowat in mei. Met de aanhoudende hittegolf bannen we de genadeloze gouden gloed buiten met toegetrokken gordijnen, dichtgeklapte lamellen en naar beneden getrokken rolluiken en zonneschermen. Zo houden we de boel koel.
De bewoners houden best van behaaglijk warm: de radiator op gemiddeld 26 graden is geen uitzondering. Echter hittebestendig zijn ze, net als de meeste mensen, niet. Deze extreem hete en klamme voorzomer cocoonen we met zijn allen (aanpoters daargelaten) in het duister, zonder uitzicht op de eenjarige zomerbloeiers die schroeien in de felle zon. Vertoeven we weer met zijn allen binnen om niet buiten zinnen van de warmte te geraken. Precies zoals het hoort, zou Midas zeggen.
Voor Gerard Cox: het duurt nog wel even, voordat je 't is weer voorbij die mooie zomer mag zingen. De klimatologische zomer vangt pas over een maand aan!
Voor Gerard Cox: het duurt nog wel even, voordat je 't is weer voorbij die mooie zomer mag zingen. De klimatologische zomer vangt pas over een maand aan!