Siësta in het Zorghuis. Ik
ben een beetje aan de vroege kant. In de mancave is de
Vesuvius actief. Elk moment kan de vulkaan uitbarsten. Hoe kan iemand slapen
naast zulk gesnurk? Pappi wil eerst nog een dutje op zijn kamer doen. Aan de
enige drie wakkere dames in de zaal vraag ik: 'Wat zou u doen met één miljoen?'
Ze kunnen niets bedenken. Het is gezellig hier en we worden enorm door de
zusters in de watten gelegd, vinden ze. Ik wil details horen en doe wat
suggesties aan de hand: van een cruise tot een grote villa met eigen staf.
Toet is gepensioneerd,
maar gas terugnemen? Ho maar. Rebbelend: 'Ik blijf in elk geval werken. Ze
stoot me vriendschappelijk aan, er daarmee op doelend dat ze me voor een
oud-collega aanziet: 'Jullie kunnen me niet missen, verzekeren jullie me steeds.
Verhuizen wil ik niet. Ik laat mijn man en kinderen hier niet achter.' [Dat die
mee kunnen, komt niet in haar op.]
De Witte Dame is eveneens
lovend: 'Ik zou helemaal niets veranderen. Het is goed zo. Ik ben een
boekenwurm met een achterstand in de stapel lectuur. ’s Avonds na negenen is
het hier een dooie boel. Ideaal, dan kan ik me helemaal verliezen in de
zoveelste dikke pil.
Loekie, knus met de handen
tussen de knieën zittend, buigt voorover. Gedecideerd: 'Ik wil dat alles
blijft, zoals het is. Ik heb de allerliefste man van de wereld die elke dag
tegen me zegt dat hij van me houdt. Sinds we getrouwd zijn, wonen we in het
geboortedorp van mijn man. Ik heb het hier reuze naar mijn zin. Mijn schat zal
zo wel thuiskomen van zijn werk. [Door geheugenleugens waant de dementerende
echtgenote zich in de geschetste thuissituatie. Maar dat ze het Zorghuis als
haar thuis ziet, is een opsteker. Fijn om te horen. Alleszins, omdat het
nageslacht er bekaaid vanaf komt. Geen van drieën verschenkt het
'nutteloze' bedrag namelijk.