Nu er veel bloeit en groeit in eigen tuin neem ik geregeld bloemetjes voor een speciale cliƫnte mee. Aan haar blije gezicht zie je dat ze dat waardeert. Ditmaal houd ik het plukboeketje zo voor mijn gezicht dat alleen mijn ogen zichtbaar zijn: 'Alstublieft.' Fien pakt het aan: 'Dankjewel. Ben jij mijn dochter?' We hebben dit toneelstukje al eerder opgevoerd. Weet ze dat echt niet? Zij: 'Wat erg dat ik dat niet zeker weet.' Moi met humor: 'Ik ben uw dochter niet. Maar ik ben wees, dus een mama, zeker zo'n lieve als u, is welkom.' Zij mijn woorden overwegend: 'Ik heb altijd een meisje willen hebben. Ben je braaf en gehoorzaam?' We moeten er samen om lachen.
Een mij onbekende buurtbewoonster die ons vaker samen ziet, klampt me aan: 'Elke keer als ik jullie samen zie, zou ik willen dat ik met mijn eigen moeder net zo'n fantastische moeder-dochterband had. Jullie zijn zo leuk samen.' Fien pakt mijn hand en beaamt het. Ik laat het zo en knik. Wie nu mocht denken dat mijn kostje gekocht is, komt bedrogen uit. Bij het volgend bezoek aan haar waar een langere poos tussen zit dan normaal, vraagt mijn kersverse adoptiemoeder doodleuk wie ik ben. Op de vraag of ze me herkent, antwoordt ze dat ze me nog nooit gezien heeft. Ik ben botweg gewist uit haar geheugen. Ik stel me voor als Saar: 'Leuk met u kennis te maken.' Zij nuchter: 'Dat zal de tijd uitwijzen.' Ze haast zich te zeggen dat het niet onaardig bedoeld is. Je blijft lachen. Niets zo veranderlijk als een (dementerende) bejaarde. Zo ben je een aangenomen kind en zo ben je Remi alleen op de wereld.
Een Saar snapt wat nodig is!