Ooit maakten we samen deel uit van het wandelclubje dat als motto had: wie loopt die blijft. Als er een iemand alles aan gedaan heeft om gezond oud te worden, was zij het wel. Het werd niet beloond met een langere looptijd. Aanvankelijk ongemerkt sijpelde de sluipende dementie binnen door de barsten in haar onberispelijke bestaan. Ze probeerde wanhopig de grip op haar tot dan toe vlekkeloze leven te houden, maar ze kreeg geen vat meer op haar geest. Iedereen zag de onafwendbare aftakeling en deed een stapje opzij. Het was uit een vreemd soort respect. De coronaperiode verhevigde haar isolement.
Al vroeg in haar leven stippelde deze ram haar afscheid van deze wereld uit. Haar uitgeschakelde denkvermogen bedroog haar brein. Zo kon het gebeuren dat datgene waarin ze juist haar hele leven zo expliciet tegen was toch gebeurde. Het uur u, het beslissende moment met de eindbestemming in zicht sleepte zich voort in een lijdensweg tussen vreemden.
We herinneren haar zoals ze was toen ze een heel mens was: lief en zorgzaam, pittig en met een hartstochtelijke uitgesproken mening die haar sierde.