Tijdens de naar voren geschoven brunch hebben moeder en dochter zo-even al een eitje getikt, een beschuitje in de vorm van een haasje met abrikozenjam én een pasteitje verorberd. Nu beginnen ze aan het slotstuk: een muffin met roze en gele M & M's die het voorjaar verbeelden. De huiskamer is tot in de finesses met decoratieve eieren versierd. De dochter enthousiast: 'En van het weekend hebben we een paasuitje.' Door al die uitgestalde etenswaren is het aarzelende antwoord van moeders niet zo opmerkelijk. Haar blik dwaalt zoekend over de tafel: 'Ik houd niet zo van uitjes. En al helemaal niet rauw.'
De dochter slaat lachend een arm om haar moeders schouders. Trekt haar tegen zich aan: 'Ik bedoel een paasuitje. Een uitstapje. Dat ik u kom halen met de auto. Gaan we samen buiten lente opsnuiven.' Moeder zit met haar gedachten heel ergens anders: 'Lente-uitjes. Hm. Daar gaan je ogen minder van tranen dan wanneer je gewone uien snijdt.'
De dochter snapt dat het qua gesprek en indrukken voor haar moeder eventjes op de plaats rust is. Ze had willen zeggen dat lente-uitjes ook uitstapjes kunnen zijn, maar ze geeft haar moeder gelijk.: 'Klopt.' Moeder knikt bevestigend tegen zichzelf. Ze heeft het goed.