De regen striemt tegen de ruiten. De rolstoelen en rollators
voor buitengebruik staan werkeloos onder de trap. Wie niet wegmoet, blijft
binnen. Bij mijn binnenkomst twijfel ik of de kwieke portier die mij verwelkomt
een bezoeker of een bewoner is. Het blijkt de eergister binnengebrachte
nieuwkomer die me ziet worstelen met regenpak en volle tas. Hij zwaait de
tochtdeur open en vraagt vriendelijk en beleefd: ‘Heeft u hulp nodig?’ ‘Lief
dat u het aanbiedt, maar het lukt wel’, sla ik zijn aanbod vriendelijk af.
Wat gedraal. Ik, olijk toelichtend: ‘Ik ben het niet gewend dat we over een hulpvaardige portier beschikken.’ Hij glimlacht guitig, knikt en loopt naar de eeuwelinge van wie hij het eigen dorpsdialect herkent. Gemoedelijk neemt hij op de brede leuning van haar relaxfauteuil naast haar plaats. De eeuwelinge draagt een mitella. ‘Als u niet bij het theeglas kunt, kan ik het aangeven’, biedt hij attent aan. Hier is iemand op zoek naar een bijbaantje.
Uit mijn nat pak geworsteld, begroet ik de bewoners in de
zaal. Het praatje gaat over het grandioze uitstapje en over het weer. De
nieuwkomer zit inmiddels naast François in bordeauxrode pullover met een glas
bessensap in de hand. Ertegenover Margrietje in citroengele jumper gestoken,
nippend aan een glas zoete sinas. De gastdame vraagt de opmerkzame nieuwkomer wat
hij wil drinken. Hij dubt. ‘Zal ik u een glaasje appelsap inschenken?’ vraagt
de gastdame. Hij blijkt een scherp observator en antwoordt: ‘Ja, lekker … want dat kleurt mooi bij mijn bruine trui!’
uit de Pauwserie