Pappi is druk, druk, druk. Het zweet parelt op zijn gezicht. Tussen ontbijt en lunch, en lunch en avondeten is hij in de voormalige kloostertuin aan het werk. Wanneer ik op bezoek kom, heeft hij geen tijd. Hij trekt een zuinig gezicht: 'De hortensia's zijn elke dag zo dorstig, die moet ik voor het avondeten nog bewateren.' 'Ik kan toch helpen?' bied ik aan. Hij doet het liever zelf, maar vooruit. Ik speel gehoorzaam knechtje, anders volgt ontslag op staande voet.
Ik veeg de aangegeven paden, doe op aanwijzing het snoeiafval met de riek in de kruiwagen en breng het naar de rechter (niet de linker!) composthoop, en haal de tuinslang; niet de nieuwe Gardena, maar een nostalgisch gele met zwarte ribbelstrepen net zo een als we in ons ouderlijk huis hadden. Pappi vertelt hoe ik de sproeier vast moet houden. 'Gisteren was de straal veel krachtiger', zegt hij, 'zo duurt het veel te lang en krijg je kramp in je handen van het ingeknepen houden.' 'Er zit een schuifje op waarmee je de waterdruk kan regelen, en een knop waarmee je de watertoevoer kan openhouden', wijs ik. Q. humt wat en doet of hij mij niet hoort. Hij pakt de sproeikop uit mijn handen: 'Geef maar, ik houd hem zelf wel vast, da's geen vrouwenwerk.'
Als Q.'s knokkels van kleur verschieten en de hortensia's weer opwaarts gaan, krijg ik een rondleiding door de tuin die schitterend door hem wordt bijgehouden. Van plantenverzorging weet hij werkelijk alles nog, dat zit zo in zijn wezen gegrift. Hoe de bloemen en struiken heten, is hij vergeten. Ik dreun de ooit onderwezen plantennamen op aanvraag op bij het passeren: beukenhaag, hypericum, calibrachoa, petunia's, kornoelje, jasmijn, Japanse broodboom, Gelderse roos, fuchsia, (fluweel)hortensia, ooievaarsbek, wijnruit, geranium, vinca, primula, klimop, hosta, lavendel, conifeer en viooltjes enzovoorts. Voor twee struiken moeten we er het plantenboek op naslaan.
Zwijgend samen broetzelen (aanklooien in de tuin) vinden we heel gezellig.