Wij willen Knorr, hup meneer de Knorr!
Hoe dan ook, de zwijgplicht wekte bij mijn grote broer en mij juist plaagzin op. De aansporing van de hongerige maagjes begon met: 'Wij willen Knorr*, hup meneer de Knorr!' wat gestaafd werd met bonkende knuistjes op tafel. Dampende borden voor onze neus, terwijl we onder de tafel samenzweerderig de knieƫn tegen mekaar stootten. Het kwam er meestal op neer dat we de giebel niet in konden houden, mijn mams met pretoogjes die als ze het bijna uitproestte naar de keuken verdween om zogenaamd schaaltjes bij te vullen en Q. die corzelig riep: 'Kunnen we nou nooit eens rustig tafelen?'
Mijn sfeergevoelige Pappi schuift nu driemaal daags aan met medebewoners. Dat is een verzoeking wanneer hij niet lekker in zijn vel zit. Zeker als zijn dementerende buur daarbij nukken vertoond en diens vrouw alsmaar op hem vit. Je zou zeggen: zet hem aan een andere tafel, maar een eerdere stoelendans om een soortgelijke reden bood geen soelaas; niet op zijn gemak vindt hij altijd wel iets of iemand om over te emmeren. Q. zweert bij vrede op aarde (door mijn broer verbastert tot 'vreten op aarde') en kan niet tegen onmin. Zou tegenwoordig angst daar een rol bij spelen? De angst dat een negatieve karakterverandering ook zijn voorland is?
*Naar de Knorr reclame uit vervlogen tijden
*Naar de Knorr reclame uit vervlogen tijden