woensdag 17 oktober 2018

DOBBELEN


De vijf stapels uit het vragenkoffertje worden gerangschikt. De dobbelsteen met gekleurde stippen rolt. Hij kon een magneet bevatten. Telkens valt-ie óf op oranje óf op blauw. Tot grote hilariteit van de tafelgasten, want dat betekent: het antwoord zingen of een spreekwoord beantwoorden. Bij (moeilijke) vragen heeft de dobbelaar(ster) het alleenrecht. Hier geen hints van de deelnemers. Bij de spreekwoorden tettert iedereen gewoon door elkaar. Ook de her en der verspreide mannen in de zaal die niet aan tafel wilden, maar nu het leuk is (hoezo nu?!) toch meespelen. Zo leren we dat de voornaam van de kerstman Franciscus luidt en dat de Zeven Dwergen een wolf in bed aantroffen. De dobbelsteen stuitert en slingert over het gladde tafelblad. De eeuwelinge verdiept zich in de vragen. Ze legt steeds goede links, maar zit er met de antwoorden net naast: sinaasappels veranderen in aardappels en wolkenkrabbers zijn voor je rug. 123456789Tineke vraagt oerendhard: ‘Wat is ijzel?’Mevrouw verstaat ezel en antwoordt: ‘Os!’Helemaal goed! Ze straalt.


Pappi murmelt de antwoorden, nadat ik de vraag in zijn rechteroor herhaald heb. Liedjes zoals ‘Mijn opa, mijn opa, mijn opa’ en ‘Pappi loop toch niet zo snel’ en ‘Het hondje van de bakker’ zingt hij luid en duidelijk mee. Tussendoor wiegen we op ‘Rot, rot, rot sind die Rosen’. Een clevere Tante Leen doet monter mee en de zingende Frêle Freule brengt geregeld Sinterklaas kapoentje ten gehore. ‘Het maakt me niets uit dat het geen 5 december is.’ Uiteraard vallen we allemaal in. Seniorita Sigaretje kent, tot vreugde van Roosje, alle songteksten in het dialect. We kanoën tweetalig. 123456789Tineke krijgt er een hese onverstaanbare stem en toeterende oren van. Ik mag de slotronde overnemen. De jaloerse pappi heeft er moeite mee. Hij ‘schopt’ me tegen de schenen en trekt me dwingend aan de blouse. Ik reageer niet op kleutergedrag en hij loopt weg. De Frêle Freule: ‘We gaan door? Hiep hiep hoera! Want lekker flauwekul maken daar geniet ik het meest van. En van praten. En dat het zo gezellig is. En dat jullie mij leuk vinden. Toch? Anders ga ik.’ We bevestigen uitbundig dat het zonder haar niet hetzelfde is. Tante Leen aarzelt, maar besluit te zwijgen. We ruimen de boel op. Pappi keert terug en doet of zijn neus bloedt: ‘Ik ben wezen plassen.’