De vijf
stapels uit het vragenkoffertje worden gerangschikt. De dobbelsteen met
gekleurde stippen rolt. Hij kon een magneet bevatten. Telkens valt-ie óf op oranje
óf op blauw. Tot grote hilariteit van de tafelgasten, want dat betekent: het
antwoord zingen of een spreekwoord beantwoorden. Bij (moeilijke) vragen heeft
de dobbelaar(ster) het alleenrecht. Hier geen hints van de deelnemers. Bij de
spreekwoorden tettert iedereen gewoon door elkaar. Ook de her en der verspreide
mannen in de zaal die niet aan tafel wilden, maar nu het leuk is (hoezo nu?!)
toch meespelen. Zo leren we dat de voornaam van de kerstman Franciscus luidt en
dat de Zeven Dwergen een wolf in bed aantroffen. De dobbelsteen stuitert en
slingert over het gladde tafelblad. De eeuwelinge verdiept zich in de vragen.
Ze legt steeds goede links, maar zit er met de antwoorden net naast:
sinaasappels veranderen in aardappels en wolkenkrabbers zijn voor je rug.
123456789Tineke vraagt oerendhard: ‘Wat is ijzel?’Mevrouw verstaat ezel en
antwoordt: ‘Os!’Helemaal goed! Ze straalt.
Pappi
murmelt de antwoorden, nadat ik de vraag in zijn rechteroor herhaald heb.
Liedjes zoals ‘Mijn opa, mijn opa, mijn opa’ en ‘Pappi loop toch niet zo snel’ en
‘Het hondje van de bakker’ zingt hij luid en duidelijk mee. Tussendoor wiegen
we op ‘Rot, rot, rot sind die Rosen’. Een clevere Tante Leen doet monter mee en
de zingende Frêle Freule brengt geregeld Sinterklaas kapoentje ten gehore. ‘Het
maakt me niets uit dat het geen 5 december is.’ Uiteraard vallen we allemaal
in. Seniorita Sigaretje kent, tot vreugde van Roosje, alle songteksten in het
dialect. We kanoën tweetalig. 123456789Tineke krijgt er een hese onverstaanbare
stem en toeterende oren van. Ik mag de slotronde overnemen. De jaloerse pappi
heeft er moeite mee. Hij ‘schopt’ me tegen de schenen en trekt me dwingend aan
de blouse. Ik reageer niet op kleutergedrag en hij loopt weg. De Frêle Freule: ‘We
gaan door? Hiep hiep hoera! Want lekker flauwekul maken daar geniet ik het
meest van. En van praten. En dat het zo gezellig is. En dat jullie mij leuk
vinden. Toch? Anders ga ik.’ We bevestigen uitbundig dat het zonder haar niet
hetzelfde is. Tante Leen aarzelt, maar besluit te zwijgen. We ruimen de boel
op. Pappi keert terug en doet of zijn neus bloedt: ‘Ik ben wezen plassen.’