zondag 4 maart 2018

TUINKABOUTER

Zen statue garden gnome: design Toscano

Het vriest dat het kraakt. Q. kan de buitenzon niet weerstaan. In bevroren aarde is schoffelen uitgesloten, maar snoeien en vegen kan best. Ik mag hem helpen. Omdat bukken moeizaam gaat, neem ik de afgeknipte takken aan en verzamel ze op een grove composthoop. Pauze houden we binnen, vanwege te sterke afkoeling.

Na gedane arbeid neemt Q. een verkwikkende douche. Ik wip binnen bij de sjoelers in de tweede huiskamer. Activiteitenbegeleidster T. vindt dat ze boffen met zo'n vlijtige tuinman. Dat is wederzijds: pappi zou zich zonder deze buitenbezigheid stierlijk vervelen; neerslachtigheid ligt op de loer, wat weer de dementie versterkt. Zijn toevluchtsoord drukt negatieve gedachten de kop in. Bovendien kan de jong voelende tuinman in de zentuin zijn energie  kwijt.

De Witte Dame kaart een heet hangijzer aan: 'Ik houd ook van tuinieren. Ik zou hier graag in de tuin werken, maar dat mag niet van je vader. Ik wilde hem vorige zomer met gieten helpen en toen werd ik weggestuurd. Dat hij jou accepteert.' Mijn antwoord: 'Het 'knechtje' doet precies wat haar wordt opdragen.' Olijk knipogend beloof ik dat ik een goed woordje voor haar zal doen. 

Ondanks dat ik meen te begrijpen waarom de autonome Q. collega's schuwt, vraag ik 'm schoon aan de haak, of een tuinkabouter hem niet gezellig lijkt. Q. zichtbaar schrikkend: 'Je bedoelt toch niet, dat iemand mij komt helpen?' Hij schiet meteen in de verdediging: 'Een vakkundig hovenier om wat bomen om te leggen en de bergen snoeiafval af te voeren graag, maar als er een onkundig iemand bijkomt, verkas ik naar de nieuwe buurtuin.' 

'En de zorg voor een perkje of de plantenbakken bij de ingang afstaan aan een medebewoner, kan dat ook niet?' tast ik voorzichtig af. Q. (door schade en schande wijs geworden?) houdt graag de regie in handen: 'Nee, nou wordt-ie mooi! (Denk: Ome Joop). Nu alles er  tiptop bij ligt, willen ze komen helpen. Wat dan meestal 1 keertje inhoudt, want elke dag voor dag en dauw opdraven, houden ze niet vol. Of de kantjes eraf lopen. En dan moet je er niet aan denken dat er slordig met het gereedschap wordt omgegaan, en dat het na gebruik niet zorgvuldig schoongemaakt en opgeborgen wordt op de plek waar het hoort ...' Q. snuift: '... en zeker met de eer gaan strijken ook nog. Daar heb ik me niet voor in het zweet gewerkt. Ze laten me toch in alle rust in mijn eentje broedselen mag ik hopen?'