Pappi lijdt aan vasculaire dementie. Daardoor is hij dan verward, dan helder. Meestentijds is hij een tijdreiziger die allerlei herinneringen uit het verleden aan elkaar koppelt. Op zulke tijden is de echte werkelijkheid onacceptabel voor hem. Daarbij heeft hij een oneindige fantasie en soms verdenk ik 'm ook van toneelspel.
Bij het binnenkomen van zijn kamer: 'Ben jij de zuster?'
Met opgetrokken wenkbrauwen spreid ik mijn armen met vragende handen.
Pappi: 'Ach, Truus (zijn zus) ik had je bijna niet herkend.'
Met opgetrokken wenkbrauwen spreid ik mijn armen met vragende handen.
Pappi tegen 'Truus': 'Ben je maar alleen of komt mijn dochter ook?'
Ik in onveranderde stand: 'Als je me toch niet herkent, hoef ik niet meer te komen!'
Pappi lachend: 'Natuurlijk weet ik dat jij het bent. Ik maakte maar een geintje.'