Een mok koffie en een bruine boterham met een hardgekookt ei mooi in vakjes verdeeld, staan voor Tutti's neus op de ontbijttafel. Ze zit met haar handen in het haar: 'Ik kan niet eten. Er zit een brok in mijn keel.' Zen sound en een massage waarmee alle blokkades worden opgeheven en het kwaad wegvloeit. An slikt de uitleg elke keer voor zoete koek. Cornelia Hopsasa kijkt vertederend naar ons. Moi: 'Wilt u zo dadelijk aansluiten?' Ze kijkt me lief en aanmoedigend aan: 'Dat doe je goed. Mij heeft het ook geholpen. Na twee behandelingen was ik ervan af. Maar zij is verder weg dan ik. Ik weet niet of dat nog wat wordt.' Bikkelhard kunnen ouderen zijn. Daarnaast verbaast het me dat Cornelia Hopsasa zich de schouder- en hoofdmassages herinnert, want dat is al minstens een of twee jaar geleden.
Cornelia Hopsasa valt door de zen sounds in slaap. Tutti moet wakker blijven, want ze heeft nog niet ontbeten. Ik stop met de massage. Tutti boert en boert wanneer ze haar armen uitschudt. De door de zuster aangereikte medicijnen slikt ze zonder mankementen door. 'Kijk schat, je keel is weer open.' De moed zakt haar in de schoenen als ze het volle bord ziet. Door er een prettige happening van te maken, probeer ik de focus op de tegenzin te verschuiven. Het etensbord verdwijnt achter de kartonnen knutseldoos op tafel. Plagerig tegen haar: 'Ik hoef toch niet net als je vroeger bij je dochter deed, een vliegtuig te laten landen in de hangar?' Tutti giechelt als een ondeugend kind: 'Jawel.' Ze opent haar mond. Het stukje brood vliegt er aan de vork van de zijkant in. Zo landen er drie. Zij: 'Niet nog meer he?' Moi samenzweerderig: 'Ik heb nog lekkere chocolade koekjes. Tegen niemand zeggen, want dan willen ze allemaal.' Zij vlot fluisterend: 'Die lust ik wel.' Ik veeg het ei van een stukje boterham en strooi er hagelslag op. 'Mmmm', doe ik. 'Mmmm', lacht zij en hap. Voor een stukje brood met ei roepen we de hulp in van 'een hapje voor Lassie, Rintintin of Boomer' want ei is goed voor de vacht. Tutti lacht me uit: 'Voor de vacht. Ik heb nooit honden gehad.' Moi: 'Maar als je een hond zou hebben, hoe zou je die dan noemen?' Voor ik enkele ouderwetse hondennamen kan opsommen, onderbreekt Tutti me: 'Blackie.' Ik houd mijn lach niet in. Ze kijkt triomfantelijk. Blackie heeft best honger en eet twee stukjes brood met ei. Er ligt nog een stukje, maar dat gaat net te ver, denk ik. Op de vraag of ze vroeger ook hagelslag zo uit het pak at, krijg ik een bevestiging. Twee lepels met hagelslag (puur genieten) gaan er onder het mom van een bonbon bij de koffie in. We proosten met halfvolle mokken tegen elkaar. Eigenlijk wil ik door naar een volgende bewoner. Tutti ziet mijn blik ronddwalen en legt haar hand op mijn schoot: 'Het gaat goed met me, je hoeft niet bij me te blijven. Ik red me wel.' Moi: 'En als je het niet redt ...' 'Dan kom ik naar jou toe', vult ze aan.