123456789Tieneke
haalt de deelnemers aan het geheugenspel op. ‘Hé, er is een knuffel
flauwgevallen’, wijst Cornelia Hopsasa naar de vensterbank waar de Fabeltjeskrantdieren
tegen elkaar aanschurken. Bij het achteruit schuiven van haar stoel is Bor de
Wolf omgekiept. ‘Haha, Bor ligt voor Pampus.’ De bode van de lach. Tineke zet
‘m rechtop bij zijn vriendjes van het Grote Dierenbos. Iedereen zit op de
praatstoel, startklaar om door elkaar te rebbelen. Het vragenkoffertje ligt op
tafel, de dobbelsteen rolt.
Waarmee poetste je vroeger je tanden?
Met de vinger
of met een tandenborstel zonder tandpasta, want die was nog niet uitgevonden,
volgens Mijnheer Demijne. Of met Vim? Cornelia Hopsasa: ‘Dat poeder geeft zo’n
knoeiboel. Ik gebruik vloeibare JIF voor het aanrecht.’
Wie maakte thuis de badkamer schoon?
Stomme vraag
volgens de deelnemers die in gedachten slechts teruggaan naar hun jeugd:
‘Badkamers kenden we toen geeneens.’
Woont u hier met plezier?
Sjimmie: ‘Ja, het
is fijn hier. Mijnheer Demijne uitbundig stokend: ‘Dat liegt-ie!’ Geschater. Sjimmie
neemt het serieus op: ‘Nee echt, ik voel me hier thuis.’
Droeg je vroeger zondagse kleren?
Een volmondig
ja. De zondagse kleren waren bedoeld voor de kerkgangers. ’s Morgens naar de
hoogmis en later op de dag naar het lof. ‘Thuis was het meteen uit met die hap
en je doordeweekse kloffie aan. Wie zich niet verkleedde, mocht niet (buiten)
spelen’, brengt Mijnheer Demijne in. De jongens droegen smalle stropdassen, de
meisjes hun mooiste jurk en een rechtopstaande jumbo strik zijdelings in het
haar. Tante Leen: ‘Zien en gezien worden. Het was ook een beetje showen.’ 123456789Tieneke
zorgt dat iedereen zijn zegje mag doen: ‘Hoe vaak gingen jullie?’ Roosje met
een uitgestreken snoet: ‘Drie keer. Met Kerstmis, Pasen en Pinksteren.’
Onherroepelijk
volgt maandag wasdag. Zand, zeep en soda. Het liedje hierover vinden we niet op
internet, wel ‘hoedje van papier’ dat Tante Leen als eerste meezingt. Terug
naar de was. Wat een werk: wassen, bleken en stijfselen. ‘Nu, zijn de mensen losser’,
merkt iemand op. Vlekken verwijderde je met Biotex inweek. ‘Met Sunlight lagen
de vieze plekken op de bodem van de emmer’, weet Tante Leen. Wit werd de was
met chloor, pupke blauw, Reckitt blauw of tuutje blauw. De Frêle Freule vindt
het onnodig om het erover te hebben: in het Zorghuis worden morsige kleren immers
vanzelf weer schoon.
Wat kreeg je als ontbijt?
Witbroeëd met
kroet (de Duitsers hadden zjwartbroeëd!) of kruutje op ’n beschuutje. De stroop
maakten moeders zelf van appels, peren of pruimen. De tuinman at elke morgen
een gekookt eitje van de scharrelende kippen op het erf, met spek of ham van
het varken dat op zolder hing.
Droeg je kleding van broers of zussen?
Tante Leen had
het fijnste lijntje van het gezin, waardoor zij niets hoefde af te dragen. Ze
ging en gaat altijd met de mode mee. De meeste moeders vermaakten kleding en versierden
deze met borduursels, strikjes en knoopjes. In die tijd was het beroep van
naaister ontzettend populair. De Frêle Freule droeg voor haar communie een
hemelsblauw complet [mantelpakje in dezelfde stof]. De mannen droegen als
communicant: korte broek, gebreide kousen met elastiek (sokophouders was van voor
hun tijd), en een nondejuke. ‘Een watte?’ Een vlinderdas. De tuinman dwaalt
door de zwarte kousen met beige rand af naar jarretelles. Maar we hebben het
helemaal niet over nylonkousen. ‘Ondingen waren het’, vindt ook Tante Leen. Flamboyante
drollenvangers drijven boven en plusfours, knickerbockers en pofbroeken die
protestante jongens droegen. Katholieken gingen keurig gekleed. Zo komen we bij
een geloofsvraag terecht.
Welke zonde biechtte je als onschuldig
kind op?
Je zat zo onder
de duim dat je niet eens iets durfde te verzinnen: God zag alles. Dan maar
kleine vergrijpen zoals een leugentje om bestwil tegen je ouders, verboden
vruchten zoals het gappen van een appel of peer, ruzie met je vriendje of broer
of zus. Iedereen moest op de blote knietjes voor meneer pastoor en naar gelang
de straf een x aantal malen weesgegroetjes bidden. Cornelia Hopsasa en Tante
Leen dreunen ze zonder mankeren op. 123456789Tieneke was, volgens eigen zeggen,
het braafste meisje van de klas. Doordat iedereen haar voortdurend goedkeurend
op haar bolletje tikte − ‘Wat ben jij lief’ − is ze wat ingedrukt. Of komt het
doordat ze in een veel te klein ledikantje moest slapen, waardoor ze niet groter
kon groeien? ‘Jaja, maak maar grapjes over mijn lengte.’
De tijd is om,
de vragen en de dobbelsteen gaan terug in het koffertje. Samenvattend
concluderen we dat vroeger en nu een onmetelijke wereld van verschil is. We
sluiten af met de wijze woorden van Buuf: ‘Waarom moet het eigenlijk over
vroeger gaan, terwijl we het nu zo goed hebben?’
Pappi en zijn huisgenoten waren dagelijks te volgen op Facebook Zorghuis Tegelen