donderdag 26 september 2019

HET HOOGSTE WOORD



123456789Tieneke haalt de deelnemers aan het geheugenspel op. ‘Hé, er is een knuffel flauwgevallen’, wijst Cornelia Hopsasa naar de vensterbank waar de Fabeltjeskrantdieren tegen elkaar aanschurken. Bij het achteruit schuiven van haar stoel is Bor de Wolf omgekiept. ‘Haha, Bor ligt voor Pampus.’ De bode van de lach. Tineke zet ‘m rechtop bij zijn vriendjes van het Grote Dierenbos. Iedereen zit op de praatstoel, startklaar om door elkaar te rebbelen. Het vragenkoffertje ligt op tafel, de dobbelsteen rolt.
Waarmee poetste je vroeger je tanden?
Met de vinger of met een tandenborstel zonder tandpasta, want die was nog niet uitgevonden, volgens Mijnheer Demijne. Of met Vim? Cornelia Hopsasa: ‘Dat poeder geeft zo’n knoeiboel. Ik gebruik vloeibare JIF voor het aanrecht.’
Wie maakte thuis de badkamer schoon?
Stomme vraag volgens de deelnemers die in gedachten slechts teruggaan naar hun jeugd: ‘Badkamers kenden we toen geeneens.’
Woont u hier met plezier?
Sjimmie: ‘Ja, het is fijn hier. Mijnheer Demijne uitbundig stokend: ‘Dat liegt-ie!’ Geschater. Sjimmie neemt het serieus op: ‘Nee echt, ik voel me hier thuis.’


Droeg je vroeger zondagse kleren?
Een volmondig ja. De zondagse kleren waren bedoeld voor de kerkgangers. ’s Morgens naar de hoogmis en later op de dag naar het lof. ‘Thuis was het meteen uit met die hap en je doordeweekse kloffie aan. Wie zich niet verkleedde, mocht niet (buiten) spelen’, brengt Mijnheer Demijne in. De jongens droegen smalle stropdassen, de meisjes hun mooiste jurk en een rechtopstaande jumbo strik zijdelings in het haar. Tante Leen: ‘Zien en gezien worden. Het was ook een beetje showen.’ 123456789Tieneke zorgt dat iedereen zijn zegje mag doen: ‘Hoe vaak gingen jullie?’ Roosje met een uitgestreken snoet: ‘Drie keer. Met Kerstmis, Pasen en Pinksteren.’
Onherroepelijk volgt maandag wasdag. Zand, zeep en soda. Het liedje hierover vinden we niet op internet, wel ‘hoedje van papier’ dat Tante Leen als eerste meezingt. Terug naar de was. Wat een werk: wassen, bleken en stijfselen. ‘Nu, zijn de mensen losser’, merkt iemand op. Vlekken verwijderde je met Biotex inweek. ‘Met Sunlight lagen de vieze plekken op de bodem van de emmer’, weet Tante Leen. Wit werd de was met chloor, pupke blauw, Reckitt blauw of tuutje blauw. De Frêle Freule vindt het onnodig om het erover te hebben: in het Zorghuis worden morsige kleren immers vanzelf weer schoon.
Wat kreeg je als ontbijt?
Witbroeëd met kroet (de Duitsers hadden zjwartbroeëd!) of kruutje op ’n beschuutje. De stroop maakten moeders zelf van appels, peren of pruimen. De tuinman at elke morgen een gekookt eitje van de scharrelende kippen op het erf, met spek of ham van het varken dat op zolder hing.
Droeg je kleding van broers of zussen?
Tante Leen had het fijnste lijntje van het gezin, waardoor zij niets hoefde af te dragen. Ze ging en gaat altijd met de mode mee. De meeste moeders vermaakten kleding en versierden deze met borduursels, strikjes en knoopjes. In die tijd was het beroep van naaister ontzettend populair. De Frêle Freule droeg voor haar communie een hemelsblauw complet [mantelpakje in dezelfde stof]. De mannen droegen als communicant: korte broek, gebreide kousen met elastiek (sokophouders was van voor hun tijd), en een nondejuke. ‘Een watte?’ Een vlinderdas. De tuinman dwaalt door de zwarte kousen met beige rand af naar jarretelles. Maar we hebben het helemaal niet over nylonkousen. ‘Ondingen waren het’, vindt ook Tante Leen. Flamboyante drollenvangers drijven boven en plusfours, knickerbockers en pofbroeken die protestante jongens droegen. Katholieken gingen keurig gekleed. Zo komen we bij een geloofsvraag terecht.


Welke zonde biechtte je als onschuldig kind op?
Je zat zo onder de duim dat je niet eens iets durfde te verzinnen: God zag alles. Dan maar kleine vergrijpen zoals een leugentje om bestwil tegen je ouders, verboden vruchten zoals het gappen van een appel of peer, ruzie met je vriendje of broer of zus. Iedereen moest op de blote knietjes voor meneer pastoor en naar gelang de straf een x aantal malen weesgegroetjes bidden. Cornelia Hopsasa en Tante Leen dreunen ze zonder mankeren op. 123456789Tieneke was, volgens eigen zeggen, het braafste meisje van de klas. Doordat iedereen haar voortdurend goedkeurend op haar bolletje tikte − ‘Wat ben jij lief’ − is ze wat ingedrukt. Of komt het doordat ze in een veel te klein ledikantje moest slapen, waardoor ze niet groter kon groeien? ‘Jaja, maak maar grapjes over mijn lengte.’
De tijd is om, de vragen en de dobbelsteen gaan terug in het koffertje. Samenvattend concluderen we dat vroeger en nu een onmetelijke wereld van verschil is. We sluiten af met de wijze woorden van Buuf: ‘Waarom moet het eigenlijk over vroeger gaan, terwijl we het nu zo goed hebben?’

Pappi en zijn huisgenoten waren dagelijks te volgen op Facebook Zorghuis Tegelen