donderdag 16 januari 2020

TERUGBLIKKEN


Pappi vraagt zoals wel vaker naar zijn familie waarvan de meesten in Gelderland wonen/woonden. 'Woonden' omdat het gros overleden is. In de huiskamer zie ik vaak dochters met hun moeders terugblikken in vergeelde fotoalbums. Uit het notenkastje dat pappi vermijdt open te maken omdat het volgestouwd staat met fotoalbums uit 'die goede oude tijd' pak ik de bovenop losliggende stapel zwart-witfoto's met statige bruidsparen van weleer. Pappi pakt ze ongeïnteresseerd één voor één aan om ze meteen weer op tafel te keilen. Ik laat hem ook een recente foto van Biesemenneke himself op mijn smartphone zien: 'Kijk! Vroeger waren foto's in sepia of zwart-wit en dit ben jij nu in kleur en digitaal. Hij: 'Wat een dikkop en waar zijn mijn krullen? Heb je er nog meer van mij?' Ik: 'Volgens mij hengelt er hier iemand naar een complimentje, want je staat er hartstikke goed op.' Hij lacht guitig, terwijl hij over zijn stoppeltjes strijkt.

Foto's kijken, al was het maar enkele minuten, was een slecht idee. Een kwartier later denkt hij dat de bruidjes in het grijs en paars satijn en bruidegommen in pandjesjas en hoge hoed die middag op bezoek zijn geweest in plaats van allang overleden. Omdat hij anders ontdaan zou raken, ga ik mee in de term: niet terugblikken met herinneringen, maar laat herinneringen je meevoeren. Mijn afspraak erna verzet ik een uur. Pappi verhaalt uitvoerig over boerenbruiloften met witte kippen, mijn broer als bruidsjonker (een miniatuur bruidegom) die nog geen vijf minuten nadat hij het bijpassende wandelstokje in de knuistjes gedrukt kreeg het doormidden knakte, het vijftigjarig huwelijksfeest van zijn ouders in een heuse schouwburg, en mijn moeder die zo zenuwachtig was op de trouwerij van mijn broer dat ze het bruine wenkbrauwpotlood als eyeliner gebruikte en compleet in paniek raakte toen ze haar 'bloeddorstige' ogen in de spiegel zag. 

Wanneer ik aanstalten maak om te vertrekken, trekt hij ook zijn jas aan. 'Jij hoeft geen jas aan, de eetzaal is binnen', zeg ik. Er volgt een conversatie over waarom ik niet mee eet, waarom ik wel naar huis mag en hij niet. Hij: 'IK ga mee. We zijn samen naar de bruiloft gegaan en we gaan ook samen naar huis. Zo hoort het: samen uit, samen thuis!' trekt ook hij tegenwoordig de jas aan Ik ga mee! Ik jokkebrok door te zeggen dat we met de auto gaan en hij geen jas aan hoeft. Gewillig hangt hij de jas terug in de kast. We wandelen op verzoek van pappi als pas gehuwden gearmd naar de eetzaal. Mijn knipoog is de wenk voor zuster N. om hem ongemerkt van mij over te nemen en naar zijn plaats te begeleiden. Haar 'Wat wilt u op de boterham?' is genoeg om mijn aftocht te doen vergeten.