In de
televisiehoek heeft zich een groepje van vijf verzameld: Mijnheer Demijne, de
Eiervrouw, Drika met breiwerk, E. en Rijk. Om een uiltje te knappen of op
teevee sport volgen. Rijk en zijn kompaan Bassie dollen wat. De Eiervrouw
knijpt haar oogleden tot spleetjes en volgt zo de vermakelijke conversatie. Op
het vierkante zwaar eiken bijzettafeltje slaapt een opgerolde neppoes die
verrekte echt lijkt. 'Wat een prachtige poes. Mag ik 'm aaien?' knoop ik een
gesprekje aan met de Eiervrouw. Ze trekt een zuinige mond, maar haar nonchalante
handgebaar geeft aan: vooruit dan maar. Ik aai de grijze huistijger en vraag of
ze 'm op schoot wil. De Eiervrouw die vaak moeilijk te verstaan is, geeft
onmiskenbaar aan dat de poes moet blijven liggen waar-ie ligt: met het
kattenkopje richting haar. Niet naar het raam, want dan wil ze muizen.
'Heeft de poes een naam?' vraag ik. Prompt antwoordt ze: Piet. Piet de Poes.'
Rijk en Bassie die al binnenpretjes hadden, houden het niet meer. Piet is
geen standaard poezennaam. Waarschijnlijk is het de naam van iemand die haar
heel nastaat. Navragen laat ik derhalve achterwege. E., verzot op attractieve
vrouwen, gaapt: 'Ik heb exotisch gedroomd.' 'Krijgen we de ongesneden natuurfilm
te horen of rest er censuur op', vragen we collectief 'Dat laatste', grijnst
E. De groep: 'Dan hoeven we 'm niet te horen!'
Het
verhaal krijgt een staartje wanneer Rijk jr. zijn pa bezoekt. Hij veronderstelt
dat de dommelende poes in het donkerblauwe korfje een levend beestje is: 'Hé leuk
zo'n huispoes.' Welke heer oppert: 'Als je de poes streelt, gaat ze spinnen'
laten we in het midden. Rijk jr. strijkt over de poes, legt zijn oor tegen haar
aan, maar hoort geen gesnor. 'Harder strijken!' roepen de heren met een brede
grimas. De dochter heeft weet van het bestaan van interactieve dementie-poezen:
dit is géén poesje mauw.