Donderdag.
Q. is overstuur. Hij heeft ‘hallekunasies’ volgens eigen zeggen. Het is fijn dat hij zijn hart bij mij wil
én kan luchten, maar na een dagrecord opnemen-en-neerleggen ben ik bijna net zo simpel als hij.
Systematisch raffelt hij het overbekende rijtje in-de-war-tics telkens zachter
en onverstaanbaarder af. Het is zo zielig dat hij de wanen confuus én bewust ondergaat. Ik blijf de rots in de branding: geduld hebben is
een weloverwogen beslissing. Pappi vraagt of hij nog wilsbekwaam is. Daar kunnen we heel
stellig in zijn: 'Ja, je kan zelf aangeven wat je wel wilt, en wat je niet wilt
weigeren.'
De twee pillen hebben hun werk gedaan. Nare bijwerkingen heeft het wondermiddel weinig. In de ochtend is Q. vrij kalm; de bijsluiter vermeldt het als ietwat duf. De boel is aan het resetten. Het is nu wachten tot het defragmenteren gereed is. Vandaag hebben verpleegkundigen G. (die mijn moeder nog heeft verpleegd) en M. dienst. Pappi geeft zich over omdat hij voelt dat hij in goede handen is. De telefoon kan op de lader en de vrijwillige monteur heeft weekend!
Dat was iets voorbarig. Pappi is wel aan de beterende hand, maar nog lang niet waar hij wezen moet helaas. Zie blog 28 januari.