Mina was in haar actieve leven een fervent tennisster tot dementie haar zo aftakelde en zelfs in een rolstoel dwong. De compleet op haar aangepaste hightech uitvoering accepteert ze desondanks niet. Ze klaagt en kermt zo hard dat zelfs slechthorende medebewoners opkijken: 'Ik heb pijn in mijn arm. Het komt allemaal door die rotstoel. Mijn armen liggen de hele dag raar.' Mina wordt gemonitord en is minutieus onderzocht. Er is geen aanleiding gevonden voor pijnklachten.
Ik breng haar op andere gedachten door de waarheid te bespelen. Moi: 'Komt het wellicht van het tennis?' Mina met gespitste oren open voor opties: 'Tennis?' Moi: 'Ik meende gehoord te hebben dat u vanmiddag een potje tennis heeft gespeeld. Klopt dat niet?' Mina twijfelt. Moi: 'Ik hoorde ook dat u gewonnen heeft. Ik heb er geen verstand van, maarrr zou het kunnen dat u uw backhand zo fanatiek heeft ingespannen dat u er tijdelijk last van heeft?' Mina bevoelt haar pols, terwijl ze eerder elleboogklachten aangaf: 'Nou je het zegt. Dat heb ik vaker gehad. Dan heb ik me vast weer uitgesloofd. Ik haat verliezen.' Ze gooit haar hoofd achterover. Moi: 'Opgelost! Het mooie is dat we weten we dat het morgen weer over is.' Ik kijk haar prijzend aan: 'Feit blijft dat u gewonnen heeft.' Mina bevoelt haar pols, schikt zich comfortabel in de rolstoel, trekt ingenomen met zichzelf haar schouders op: 'Natuurlijk heb ik gewonnen.' We horen haar niet meer over pijnklachten.