Tussen de buien door schijnt er een zalig zonnetje. Pappi toomt de hibiscus in. De zusters en Tante Leen zien ons buiten bezig. Ik leg kussens
in de stoelen en zwaai uitnodigend. De zusters maken een praatje met paps.
Tante Leen schuift graag aan: ‘Zet je dan Stimmungsmusik
op?’ Mevrouw H. komt erbij en ziet me met de onkruidborstel bezig: 'Vroeger haalden wij het onkruid met een schroevendraaier tussen de stoeptegels uit.' Ze vindt het
weer te onbestendig. Ze gaat zogenaamd
naar het toilet en keert niet buiten terug. Op weg naar de zaal wuift ze in het
voorbijgaan doei. Zeg maar Annie walst, tapdanst, doet kiele wiele muisje en
jodelt in de deuropening mee met die
Wildecker Herzbuben. Afwisselend zon en wolken. Als de zon te lang wegblijft,
poetst Tante Leen opgewekt neuriĆ«nd haar bril schoon: ‘Misschien zitten die wolken
wel op mijn bril in plaats van in de lucht?’ Niet veel later wordt de lucht
donker en vallen de eerste druppels als voorbode van een stevige regendouche.
We pakken ons boeltje op en gaan naar binnen. Tante Leen: ‘We hebben plezier
gehad en we zijn gelucht.’ Pappi wil naar de zaal, wat hij anders nooit wil: 'Ik heb berehonger.' Zuster M.: 'Dat wordt pastachoca, beregoed!' We keuvelen met Roosje en haar bezoek en in no time is het etenstijd.