Een jaar nadat mijn moeder overleed meende ik haar in de stad te kruisen. Ik sprak de vreemde mevrouw zelfs met verbaasde stem 'Mam?' aan omdat ik zelf ook wel wist dat het niet kon kloppen. Qua kapsel en kleding, ja zelfs haar elegante passen en hoe de tas aan haar arm bengelde was ze het gewoon. Toen ze zich omdraaide, werd ik meteen terug de realiteit in geslingerd. Toch bleef de ontmoeting de hele dag om me heen hangen.
De hond en ik moeten oversteken. Voor Pop geldt 'wachten' tot ik naar links en naar rechts heb gekeken. Door de poort links komt niets. Vanuit de boerderij rechts snijdt een oudere heer het laantje af richting eikenbos. Halverwege het asfalt houdt de man halt. Mijn adem stokt, ik kijk closer. Het silhouet is Pappi ten voeten uit. Gleufhoed, crèmekleurig Pierre Cardinjack, bruine pantalon, Ecco's aan de voeten en in zijn handen een bamboe wandelstok. Alles in me wil naar hem toe rennen, 'Pappi' roepen. De man draait zijn gezicht onze richting uit. De betovering is verbroken. Zijn grove gelaat lijkt voor geen millimeter op dat van pappi. Hij tilt zijn hoed bij wijze van groet op en wandelt verder. Ik kan hem alleen maar aan- en nastaren, zelfs 'goedemorgen' stamelen lukt niet. Schijn bedriegt, toch voelt pappi dichterbij.