In een restaurant heb je muzak. In zorginstellingen heerst er doodse stilte met onderbreking van het getik van bestek en gesmak van mensen zonder tanden of slecht zittend gebit. Ik kan best meegaan in de ongebreidelde aandacht bij het eten, maar het is zó ongezellig. Ook ouderen uit vaak grote gezinnen herinneren zich hoe heerlijk drukte en gezellig met z'n allen eten was.
Moi in de rondte: 'Wie wil er een toetje? In de aanbieding chocoladepudding met sappige rode kersen.' Verraste gezichten. Meestal worden de bakjes stilzwijgend onder hun neus geschoven. Moi: 'Wie een toetje wil moet de hand opsteken!' Aarzelend gaan een voor een de handen in de lucht. Kijk, als je beloond wordt, doe je (indien mogelijk) je best.
De man in het dinergezelschap neem een hapje. De kers rolt via zijn slab op de grond. Ik heb moeite om mijn gezicht in de plooi te houden, want ik zie de wedstrijdschans van Garmisch-Partenkirchen voor me. Hij geneert zich en probeert de kers weg te schoppen. Dit verlangt humor (op zijn gehoorafstand): 'Voor zo'n fanatiek tafelvoetballer als u staan de clubs vast in de rij.'
Een Saar snapt wat nodig is!