Ongehuwd. Kind noch kraai.
De excentrieke dame leefde decennia teruggetrokken in een kast van een huis.
Hooguit eenmaal per maand trapte ze op de roestige omafiets naar een
dorpswinkeltje in het gehucht verderop. Bezorgde buren trokken aan de bel, maar
de sociaal gehandicapte vrouw gaf geen sjoege: ze redde zich 'prima'.
Een onfortuinlijke val van
de keukentrap nekte haar zelfverkozen isolement. Een noodgedwongen
ziekenhuisopname waarna het ondervoede brekebeentje in de hemel belandde.
De hemel op aarde dan, want ze werd opgenomen in het Zorghuis. Nooit, echt
nooit, had de contactarme vrouw kunnen bedenken dat zij zich in gezelschap zo
op haar gemak zou voelen. Al die aardige zusters die oog voor haar hadden, een
vriendelijk woord en haar vooral na al die jaren van afzondering de ruimte
gunden om zichzelf te terug te vinden.
Hoelang moest het geleden
zijn dat ze een knuffel had gehad, warm had gegeten, en afgesponst was. In no
time sterkte ze aan. Er kwam weer vlees op de botten en de levenslust was van
haar intussen bolle toet af te lezen. Terug naar huis? Geen grijze haar op haar hoofd die daaraan dacht. Ze had zich nog nooit
ergens zo thuis gevoeld als hier.