Pappi belt: 'Je moet NU komen. Ik ben door de politie afgehaald en verhoord. Nu wacht ik op het proces verbaal.' Pappi is in de war. Hij zit niet op het politiebureau, maar in de gang van het Zorghuis. Hij fluit schel wanneer hij me ziet: 'Fijn dat je er bent! Ik heb honger. Ik heb de hele dag nog niet gegeten. Zullen we naar het café hier verderop lopen?' Pappi doelt op de recreatiezaal. We schuiven aan bij het haakclubje. Er is thee, water voor Pop en wafels van een jarige medewerkster. Onderwerpen van gesprek zijn: carnavalsmutsen, plofkippen (waarom heten die zo?), honden die aan een touw in het bos worden achtergelaten (als je niet voor een dier kan zorgen, neem er dan geen), Hondenliefhebber Francois wordt boos en vloekt uit ingehouden woede. Hemel en hel ('Als je dood bent, is er rechts van de poort een deksel, als je die opent glij je naar beneden de hel in', volgens de Witte Dame), Driekoningen, de overlijdensadvertenties in de krant (wie is er gestopt met roken?). Drika: of ik een auto heb, waar ik woon en hoever dat is (nee, ik ben komen lopen met de hond, Oud-Zuid en valt wel mee).
'Wat doen we hier?' vraagt pappi. 'Gezellig een kopje thee drinken', zeg ik. Hij samenzweerderig: 'Nee, daar hebben we geen tijd voor. Er was trammelant. We moeten het spul nog wegruimen!' Ik tegen Lievelieke: 'O jee, dat klinkt alsof ze in de drugs zitten.' Zij lacht en vraagt pappi wat hij bedoelt.' Zijn ogen leggen haar een dwingende zwijgplicht op. Seniorita Sigaretje valt in het gesprek: 'Dat zeggen we niet.'Ik: 'Zit jij ook in het complot?' 'In de compote?' lacht ze, 'nee, in de plofkippen.' Tante Leen zou bij ons komen zitten, maar ze vertrouwt het niet meer, draait wat met haar rollator en zoekt hulp bij een zuster.
Pappi raakt van de hak-op-de-takconversatie nog meer in de war: 'Ik wil naar huis.'
Ik verzamel de mokken en het bakje water voor Pop en beslis:
'Dan gaan we naar je kamer.'
Pappi: 'Ik wil niet naar mijn kamer.'
Ik: 'Dat vroeg je toch?'
Pappi: 'Nee, je begrijpt best wat ik bedoel: ik wil naar huis.'
Ik wijs naar de gang: 'Daar op het end woon je.'
Pappi: 'En mijn andere huis dan?'
Ik: 'Je hebt maar een huis!'
Pappi: 'Waar is mijn fiets? Dan ga ik wel alleen.'
Ik: 'We zijn lopend. Bovendien is het: samen uit, samen thuis.'
Ik onderbreek hem, want zijn waffel houdt hij toch niet meer en troon ik mee naar zijn kamer.
Pappi eindelijk op zijn kamer en om zich heen kijkend: 'Is dat mijn eindstation?'
Ik: 'Yep! Gezellig en riant!'
Pappi concludeert: 'Ja, maar dit is ook waar ik woon!
Pappi raakt van de hak-op-de-takconversatie nog meer in de war: 'Ik wil naar huis.'
Ik verzamel de mokken en het bakje water voor Pop en beslis:
'Dan gaan we naar je kamer.'
Pappi: 'Ik wil niet naar mijn kamer.'
Ik: 'Dat vroeg je toch?'
Pappi: 'Nee, je begrijpt best wat ik bedoel: ik wil naar huis.'
Ik wijs naar de gang: 'Daar op het end woon je.'
Pappi: 'En mijn andere huis dan?'
Ik: 'Je hebt maar een huis!'
Pappi: 'Waar is mijn fiets? Dan ga ik wel alleen.'
Ik: 'We zijn lopend. Bovendien is het: samen uit, samen thuis.'
Ik onderbreek hem, want zijn waffel houdt hij toch niet meer en troon ik mee naar zijn kamer.
Pappi eindelijk op zijn kamer en om zich heen kijkend: 'Is dat mijn eindstation?'
Ik: 'Yep! Gezellig en riant!'
Pappi concludeert: 'Ja, maar dit is ook waar ik woon!