Het zomert in het groeiseizoen. Ik loop met het gifgroene gietertje het terras op om de zaailingen in de plantenbak water te geven. Ik zie drie ingezakte kapsels onder de luifel. Bij de drie lome muurbloempjes gutst het zweet via de gezichtsplooitjes naar de hals. De zakdoeken worden regelmatig uit de mouwopening gehaald om de gerimpelde appeltjeshuid droog te deppen. Ik houd vrolijk het gietertje omhoog: 'Kan ik nóg iemand laten opbloeien?' Driemaal gegrinnik. Moi: 'Zie, het werkt meteen!'
Ik schenk de theeglazen weer vol om het vochtgehalte van de dames op peil te houden. Sofie: 'Wat ben jij al bruin. Ben je op vakantie geweest?' Moi: 'Nee. Ik fiets, wandel met de hond en heb een grote tuin die in het voorjaar veel onderhoud vergt.' Sofie: 'Echt mooi brons sportief.' Moi: 'Ik ga er niet voor liggen bakken hoor. En het zijn ook alleen mijn gezicht en de ledematen die bruin zijn. U zou me onder de douche moeten zien: net een wielrennerstenue.' De dames zien het helemaal voor zich en proesten het uit.
Een Saar snapt wat nodig is!