Twan is een lolbroek. Altijd al geweest. Hij is dol op geintjes uithalen en dat mag ook omgekeerd. Gearmd lopen we de achterdeur uit en maken we een ommetje naar voorkant van het huis. Voor iemand die slecht ter been is, is dat voldoende beweging. Aanbeland bij de voordeur duwt Twan tegen de dichte deur. Moi quasi lachend en verontwaardigd gezicht: 'Hé, eerst kloppen of er iemand thuis is. U kunt niet zomaar een huis binnenlopen.' Twan lacht in zijn vuistje: 'O ja, dat is onbeleefd hè.' Foei tikt hij zichzelf op de vingers.
Het is al meer dan tachtig jaar de voordeur van zijn eigen huis maar it doesn't ring a bell. Moi: 'Klop maar goed hard.' Twan bonkt of zijn leven ervan afhangt op de deur maar vindt geen gehoor: 'Hoe kan dat nou? Net waren we nog thuis?' Ik grinnik en wijs naar het naambordje: 'Wiens naam staat daar?' Twan: 'Gossie, zo heet ik ook! Nah!' Ik noem voor hem bekende dingen die rondom ons te zien zijn.' Twan krabt zich eens goed achter de oren. Na enkele observerende minuten waarin ik zwijg om hem de tijd te gunnen om hem mentaal thuis te brengen, krijgt hij de slappe lach: 'Je hebt me erin geluisd, maar ik weet het. Hier ben ik geboren. Nu weet ik het weer: bij ons kwam niemand voorom, achterom stond altijd voor iedereen de deur open.' Het was de opmaat voor een gezellige middag waarin Twan blij onafgebroken over zijn fijne jeugd vertelde. Uiteraard met smeuïge en dik aangezette anekdotes waarom we smakelijk lachten.
NB Klop maar op de achterdeur is een liedje van Kabaret Ivo de Wijs.
Een Saar snapt wat nodig is!