Q. maakt er een
zootje van. De chaos in zijn hoofd vertaalt zich letterlijk in het dagelijks
leven. Hij blijft dingen verplaatsen met als gevolg dat er steeds van alles
zoek is. Zo kan hij dagen achtereen in paniek zijn, omdat zijn sleutels (op het
haakje in de gang) of zijn lidmaatschappasjes (in het etui in de lade van het
telefoonkastje) kwijt zijn. Hij wil wel opruimen, maar vergeet onderweg wat hij
ook al weer wilde doen. Zo komt alles op een onvindbare plek.
De woonkamer ziet
eruit alsof er een bom is ontploft. Kledingstukken slingeren her en der over
stoelen en kasten. In de linnenkast ligt alles door elkaar. ‘Ik heb geen schoon
ondergoed meer’, zegt hij tegen mij. Het ligt er wel, alleen weggemoffeld
achter de stapel tafellakens. Ik maak de individuele schappen in zijn
kledingkast overzichtelijker door ze te stickeren. Voor het hangende goed komt een kartonnetje aan
het rek.
Bij mijn volgende
bezoek ziet de kamer er redelijk opgeruimd uit. Ik vraag Q. of hij de plakkers
handig vond. ‘Nou, ik heb er een hoop overbodige afgehaald. Je moet maar een
paar nieuwe maken voor spullen die ik wél heb.’ Verrast kijk ik in de kast met gehusselde
stapels. Als ik zie welke stickers verwijderd zijn, gaat er pas een lampje
branden. Een broek heet voor de 88-jarige een pantalon, een spencer is een slip-over,
een blouse is een sporthemd, onderbroeken zijn slips, een trui noem je een
pullover, en een colbert kwalificeer je als blazer. Wat dom van me.