In de centrale hal wissel ik van gedachten met een van de verzorgsters. Een beschaafde oudere heer in een stemmig gestreept pyjamajasje met een iets te wijde ribbroek trekt schutterig met zijn duimen de bretels in een punt. Eerder was hij, geheel in nachttenue, teruggestuurd naar zijn verblijf om zich aan te kleden.
Na het reguliere potje dammen en zijn middagdutje dwaalt hij rond in het voormalige klooster op zoek naar de her en der verspreide toiletten. Hij voelt aan deurklinken en monstert aandachtig hoeken in verschillende ruimten op zoek naar verlichting. Als hondenmoeder herken ik het onrustige pupgedrag. Na een sluimerslaapje en na een spelletje moet puppy dringend naar buiten voor een nummer 1 of een nummer 2.
De verzorgster heeft ogen in haar rug. Op het moment dat de liftdeuren openen en mijnheer zijn bretels laat zakken, onderbreekt ze abrupt ons gesprek en vliegt naar hem toe. Adequaat pakt ze hem bij de hand en dirigeert hem naar de plee. Als hij heeft geloosd, bedankt de opgeluchte man haar beleefd en tegelijk verwonderd: hoe wist zij wat hij zocht?