donderdag 25 februari 2016

NAAR HUIS


Gestoken in een beige mohair mantel, zit ze met haar handtas op schoot startklaar in haar kamer. Ze wacht passief op de bus die haar naar huis moet brengen. Het besef dat dit haar nieuwe onderkomen is, wil maar niet indalen. De verzorging gaat er buitengewoon geduldig en liefdevol mee om. De zuster trekt voor de zoveelste keer haar jas uit, zet de tas op het mimisetje, en neemt mevrouw gezellig babbelend mee naar de recreatiezaal. De zuster heeft haar kont nog niet gekeerd of ze priemt het knalgele breiwerk dat voor haar op tafel lag bijna in mijn arm. ‘Ik moet dringend naar huis mijn man verzorgen. Hij is bedlegerig en heeft hulp nodig.' Ik begin over haar breiwerk, niet wetend wat te doen.

Haar voltallige familie heeft de 91-jarige overleefd. Zij herbeleeft non-stop het verleden. Ontroerende oude ogen smeken om begrip: ‘Ik moet naar huis. Mijn vader is helemaal alleen.' ‘Hoe oud is uw vader?’ Ik moet iets. ‘91’, antwoordt ze prompt. ‘Dat kan toch helemaal niet. Dan zou u beide net zo oud zijn’, probeer ik luchtig. ‘Mijn zoon weet niet dat ik hier ben, ik moet echt dringend naar huis’, negeert ze mijn aangedragen argument. Radeloos verloren blijft ze staan.

Help! Hoe moet je handelen in zo’n specifieke situatie? Meegaan in haar gedachten of haar met de neus op de feiten drukken? Ik word gered door de zuster die haar inhakend als een vriendin naar haar kamer begeleidt. Daar hangt een fotogalerij aan de muur met al haar overleden dierbaren. Mevrouw blijft in de ontkenningsfase en doet er het zwijgen toe: daar is het laatste woord nog niet over gevallen, zie je de volhoudster denken. Ik weet zeker als ik strakjes naar huis ga, zij haar jas weer aanheeft.