‘Je mag alles van me
weten, behalve mijn pincode’ luidde de televisieboodschap bij de introductie
van de pinpas. Q. strooit er kwistig mee. Als hij naar de supermarkt gaat,
prijkt het getal prominent op een memootje in zijn jaszak, op de binnenkant van
zijn pols, en het staat in koeienletters gegraveerd in de leren flap van zijn portemonnee. Voor alle zekerheid
belt hij mij voor zijn vertrek om de vier cijfers te checken. In de winkel vraagt
hij de behulpzame caissière het nummer voor hem intikken. Bij de pinautomaat is
het een eender verhaal. Achter hem in de rij staat altijd een vriendelijke
vrind waar hij vroeger mee gevoetbald heeft die de pin mag intoetsen.
Als je ouder wordt,
lever je beetje bij beetje in. Om daarbovenop nog iemands zelfredzaamheid af te
nemen, voelt niet fijn. Sinds Q. geheugenproblemen heeft, is zijn opnamebedrag verlaagd
naar een luttele 50 euro. Mochten kwaadwillenden zijn vergeetachtigheid misbruiken,
dan is er financieel geen man overboord. Het is een lage prijs die hij betaalt voor
meer speelruimte.